Thema 1 Wat is maatschappijleer?

Thema 4 Pluriforme Samenleving

TOETS? OHJA! ... 

Dinsdag tijdens het toetsmoment op school
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 4 Pluriforme Samenleving

TOETS? OHJA! ... 

Dinsdag tijdens het toetsmoment op school

Slide 1 - Tekstslide

Thema 1 Wat is maatschappijleer? 

Toets volgende week donderdag 11-02 online

Slide 2 - Tekstslide

Benodigdheden voor deze les:
  • Pen en papier
  • OF een word-bestandje 
  • Smartphone 

Slide 3 - Tekstslide


Wat leer je bij maatschappijleer?
A
Je leert over de Nederlandse taal.
B
Je leert over de samenleving.
C
Je leert dat je mening altijd goed is.
D
Je leert over je leven.

Slide 4 - Quizvraag


Welke mensen horen NIET tot je sociale omgeving?
A
Jouw ouders
B
Jouw klasgenoten
C
Jouw collega's
D
De directeur van jouw school

Slide 5 - Quizvraag

“Je sociale omgeving bestaat uit de mensen die je ... ziet.”
A
Elke dag
B
Het liefst
C
Regelmatig
D
Thuis

Slide 6 - Quizvraag

Bij het uitvoeren van een gedragsregel moet je goed na te denken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Wetsregels zijn verplicht, gedragsregels niet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Door wie worden gedragsregels gemaakt?
A
De samenleving
B
Politici
C
Jijzelf
D
Docenten

Slide 9 - Quizvraag

Een feit is iets dat:
A
verzonnen is.
B
een vooroordeel is.
C
een mening is.
D
waar is.

Slide 10 - Quizvraag


Een goede mening heb je als:
A
Je alle feiten kent.
B
Weet wat je vindt.
C
Als anderen dat ook vinden.
D
Je alleen een kant van het verhaal kent.

Slide 11 - Quizvraag

Een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten kent,
noem je een:
A
Feit
B
Mening
C
Vooroordeel
D
Argument

Slide 12 - Quizvraag

Als je uitlegt waarom je ergens iets van vindt, dan gebruik je:
A
Meningen
B
Argumenten
C
Vooroordelen
D
Waarden

Slide 13 - Quizvraag


De Nederlandse jongeren zijn stoer. Dit is een:
A
Mening
B
Feit
C
Maatschappelijk probleem
D
Vooroordeel

Slide 14 - Quizvraag

Mannen kunnen niet multi-tasken.
Dit is een:
A
Mening
B
Feit
C
Maatschappelijk probleem
D
Waarde

Slide 15 - Quizvraag

Alcoholgebruik onder jongeren...
A
...is een privé aangelegenheid.
B
...is een probleem van de kroegen.
C
...is een maatschappelijk probleem
D
...moet op school worden opgelost.

Slide 16 - Quizvraag

Een maatschappelijk probleem heeft 3 kenmerken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn de VIER kenmerken van een maatschappelijk probleem?

Slide 18 - Open vraag

Welke van onderstaande antwoorden is een maatschappelijk probleem?
A
Wereldvrede
B
Donald Trump
C
Toerisme
D
Overbevolking

Slide 19 - Quizvraag

Welke van onderstaande problemen is GEEN maatschappelijk probleem?
A
Daklozen in Oss.
B
Sportdag afgelast wegens regen.
C
Drugscriminaliteit in Noord-Brabant.
D
Vluchtelingen in Nederland.

Slide 20 - Quizvraag

Een lastige keuze tussen twee dingen die allebei voordelen of juist nadelen hebben is een:
A
Machtsmiddel
B
Belangentegenstelling
C
Vooroordeel
D
Dilemma

Slide 21 - Quizvraag


Wat is een belang?
A
Iets wat je belangrijk vind.
B
Het nadeel dat je ergens bij hebt.
C
Het voordeel dat je ergens bij hebt.
D
Waar je veel waarde aan hecht.

Slide 22 - Quizvraag

Als jij graag verre reizen maakt en je buurman niet vanwege het milieu, dan noem je dit een:
A
Machtsmiddel
B
Dilemma
C
Belang
D
Belangentegenstelling

Slide 23 - Quizvraag


Bij een belangentegenstelling:
A
gaat het om een ruzie.
B
heb jij ergens voordeel van en de ander niet.
C
gaat het over een maatschappelijk probleem.
D
worden machtsmiddelen ingezet.

Slide 24 - Quizvraag

De mogelijkheid om het gedrag van anderen te beïnvloeden noem je:
A
Macht
B
Belang
C
Waarde
D
Norm

Slide 25 - Quizvraag

Middelen waarmee je het gedrag van anderen kunt beïnvloeden noem je:

A
Macht
B
Belangen
C
Waarden
D
Machtsmiddelen

Slide 26 - Quizvraag

Machtsmiddelen

Slide 27 - Woordweb

Bewoners houden acties om hun buurt autovrij te houden.
Hiermee komen zij op voor hun:
A
Normen
B
Waarden
C
Belangen
D
Machtsmiddelen

Slide 28 - Quizvraag

Waarden zijn:
A
De waardering die je krijgt.
B
Dingen die jij belangrijk vindt.
C
Regels over je gedrag.
D
Waardeloze dingen.

Slide 29 - Quizvraag

Normen zijn regels waar jij en anderen zich aan moeten houden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Welke WAARDE past bij:
"Je moet goed opletten in het verkeer"
A
Gezondheid
B
Vrijheid
C
Veiligheid
D
Respect

Slide 31 - Quizvraag

Welke WAARDE past bij:
Je mag niet liegen"
A
Eerlijkheid
B
Gelijkheid
C
Veiligheid
D
Gezelligheid

Slide 32 - Quizvraag

Welke NORM past NIET bij:
"Geduld"
A
Als je boos bent dan raak je de ander niet aan.
B
Je legt iets opnieuw uit als iemand iets niet begrijpt.
C
Je wacht jouw beurt om een vraag te stellen.
D
In gesprek laat je elkaar uitspreken.

Slide 33 - Quizvraag

Volgende les (maandag)
  • Verschillende soorten bindingen (economische, politieke, kennis- en gevoelsbindingen)
  • Sociale cohesie
  • Wij-gevoel
  • Polarisatie
  • Sociale ongelijkheid

Slide 34 - Tekstslide

Hoe leer je?
  • VMBO-KGT app via PlayStore 

Slide 35 - Tekstslide