onvoltooid verleden tijd - Tjaikovski

onvoltooid verleden tijd - Tjaikovski
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

onvoltooid verleden tijd - Tjaikovski

Slide 1 - Tekstslide

woordenschat 

Slide 2 - Tekstslide

De kinderen zwaaiden net zo lang tot de koets om de hoek verdwenen was. Wat is "de koets"?
A
een wagen met wielen
B
een fiets met wagen

Slide 3 - Quizvraag

koets 

Slide 4 - Tekstslide

"Kijk niet zo bedroefd, Peter. Zij blijft niet lang weg." Wat betekent "bedroefd"?
A
verdrietig
B
gelukkig
C
blij

Slide 5 - Quizvraag

Meteen begon Peter een melodietje te neuriën. Wat betekent "neuriën"?
A
piano spelen
B
zacht zingen zonder woorden, zoals mmm-mmm.

Slide 6 - Quizvraag

Peter omhelsde hun nieuwe huisgenote. Wat betekent "omhelsde"?
A
knuffelen
B
een hand geven

Slide 7 - Quizvraag

"Waarom krijg ik geen les?" - smeekte Peter. Wat betekent "smeken"?
A
Je vraagt iets met veel emotie, omdat het heel belangrijk voor je is.
B
rustig vragen

Slide 8 - Quizvraag

Grammatica 
Zet de werkwoorden in de onvoltooid verleden tijd.

Slide 9 - Tekstslide

Het hele gezin _______ (moeten) verhuizen.
A
moest
B
moet
C
moesten

Slide 10 - Quizvraag

Vooral Peter was heel bedroefd, toen hij ________ (merken) dat zij weg was.
A
mark
B
gemerkt
C
merkte

Slide 11 - Quizvraag

Peter ______ (hoeven) niet naar school.
A
hoefde
B
hiefd
C
hoeft

Slide 12 - Quizvraag

Als Peter daar aan _______ (denken), ________ (lopen) de rillingen hem over de rug.
A
denkt, lopen,
B
dacht, liepen
C
dacht, liep

Slide 13 - Quizvraag

wat is de verleden tijd van:
gaan
A
ging
B
geen

Slide 14 - Quizvraag

rollen
(De tranen rollen over zijn wangen).
A
rolden
B
rielden

Slide 15 - Quizvraag

houden
(Hij houdt zich rustig)
A
houde
B
hield

Slide 16 - Quizvraag

wonen
(ze wonen heel ver weg).
A
woonden
B
wonden

Slide 17 - Quizvraag

Blijven
(Hij blijft lang ziek)
A
bleef
B
bleefte

Slide 18 - Quizvraag

kussen
A
kuste
B
kas

Slide 19 - Quizvraag

Hij ______ (staan) snikkend te kijken hoe de koets in de verte verdween.

Slide 20 - Open vraag

Frans _____ (nemen) een stukje taart.

Slide 21 - Open vraag

Peter ______ (missen) zijn moeder.

Slide 22 - Open vraag

"Doe goed je best" - _____ (zeggen) zijn moeder.

Slide 23 - Open vraag

Op een dag _______ (kauwen) hij op een belangrijk document!

Slide 24 - Open vraag

Peter Tjaikovski ________ (schrijven) 10 opera's.

Slide 25 - Open vraag

Tjaikovski ______ (besluiten) geen rechter, maar musicus te worden!

Slide 26 - Open vraag

goed gedaan! 

Slide 27 - Tekstslide

vragen? 

Slide 28 - Tekstslide

Bedenk 5 zinnen over wat je vroeger deed, maar nu niet meer (in de onvoltooid verleden tijd).

1) Vroeger speelde ik elke dag buiten, maar nu zit ik vaker binnen.
2)Vroeger las ik veel kinderboeken, maar nu lees ik bijna nooit meer.

Slide 29 - Tekstslide

Bedenk 4 zinnen in de voltooide tegenwoordige tijd met de woorden: 
 al, nooit, ooit, net

Slide 30 - Tekstslide