Havo 4 Paragraaf 4.4 Overmaat

Vandaag
Uitleg overmaat

Opgaven maken

Lesafsluiting
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
Uitleg overmaat

Opgaven maken

Lesafsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kan rekenen met de molverhouding.
Je kan rekenen aan reactievergelijkingen.
Je weet wat overmaat is.
Je kan uitrekenen welke stof in overmaat is wanneer de hoeveelheid van twee beginstoffen is gegeven.

Slide 2 - Tekstslide

Rekenen aan reacties
We hebben gezien dat je met een 
kloppende reactievergelijking de molverhouding tussen 
twee stoffen kan bepalen in die reactie.

Met behulp van de molverhouding kan je berekenen hoeveel stof er nodig is en/of ontstaat bij een gegeven hoeveelheid van 1 van de stoffen in de reactievergelijking.

Slide 3 - Tekstslide

Rekenen aan reacties
Maar wat nu als we twee bekende hoeveelheden van twee beginstoffen bij elkaar voegen?
Dan zijn er twee mogelijkheden:
1) De stoffen worden in precies de juiste verhouding bij elkaar gevoegd.
2) De stoffen worden niet in de juiste verhouding bij elkaar gevoegd.

Slide 4 - Tekstslide

Mogelijkheid 1
Wanneer de stoffen in precies de juiste hoeveelheid bij elkaar worden gevoegd, kan je 1 van de 2 stoffen kiezen en hier een normale berekening aan een reactievergelijking mee doen.

Slide 5 - Tekstslide

Mogelijkheid 1
Bij de verbranding van ijzer tot ijzer(III)oxide vindt de volgende reactie plaats:

4 Fe + 3 O2 --> 2 Fe2O3

Wanneer 223,4 gram ijzer en 96,00 gram zuurstof bij elkaar worden gevoegd, onstaat 319,4 gram ijzer(III)oxide.

Slide 6 - Tekstslide

Mogelijkheid 2
Wanneer 223,4 gram ijzer en 96,00 gram zuurstof bij elkaar worden gevoegd, onstaat 319,4 gram ijzer(III)oxide.

Wat gebeurt er als we 250,0 gram ijzer en 96,00 gram zuurstof bij elkaar voegen? Hoeveel gram ijzer(III)oxide ontstaat er dan?

Slide 7 - Tekstslide

Mogelijkheid 2
In dit geval is het antwoord 'simpel' te vinden, omdat we het al hebben berekend.
Er is wel meer ijzer aanwezig, maar de hoeveelheid zuurstof blijft gelijk.
De zuurstof zal dus op zijn, terwijl er nog ijzer aanwezig is.
IJzer is in dit geval in overmaat aanwezig.
Er ontstaat nog steeds 319,4 gram ijzer(III)oxide.

Slide 8 - Tekstslide

Overmaat
Bij rekenen met overmaat doe je het volgende:

Bereken hoeveel van stof 2 nodig is om alle gegeven hoeveelheid van stof 1 te laten reageren.

Als je zo veel van stof 2 hebt (of meer), dan is stof 2 in overmaat (en is stof 1 in ondermaat / bepaalt stof 1 hoeveel er ontstaat)

Slide 9 - Tekstslide

Overmaat
Als er niet genoeg van stof 2 is om alles van stof 1 te laten reageren, dan is stof 1 in overmaat. 

Als je wil weten hoeveel van stof 1 in overmaat is:
Reken uit hoeveel van stof 1 nodig is om alles van stof 2 te laten reageren.

Slide 10 - Tekstslide

Overmaat
Even terug naar ijzer(III)oxide:
Voor 250 gram ijzer:
250 / 55,85 = 4,47627 mol ijzer
4,47627 * 3/4 = 3,3572 mol zuurstof nodig
3,3572 * 32,00 = 107,43 gram zuurstof nodig
Je hebt 96 gram zuurstof, dus er is te weinig zuurstof!
Zuurstof is dus in ondermaat (te weinig), ijzer in overmaat.

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Maak af:
Opgaven 40 t/m 50

Slide 12 - Tekstslide

Magnesium (24,31 g/mol) en zuurstof (32,00 g/mol) reageren in de molverhouding 1 : 1 met elkaar.
Wanneer je 50 gram magnesium en 50 gram zuurstof bij elkaar voegt, is er dan een overmaat en zo ja, welke stof?

Slide 13 - Open vraag