Les 3 Afkortingen en apostrof

Les 1 spelling afkortingen en apostrof
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 1 spelling afkortingen en apostrof

Slide 1 - Tekstslide

Afkortingen
Om een boodschap korter over te brengen. 
In de toets komen alleen afkortingen uit deze paragraaf. 

i.p.v., mevr. s.v.p., bijv.
cm, dvd, gps, vwo
KLM, VN, NB, ADHD
Z.K.H.

Deze kunnen we aan het einde van de les leren in Quizlet.

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent de afkorting i.p.v.?

Slide 3 - Open vraag

Wat is de afkorting van applicatie?

Slide 4 - Open vraag

Apostrof
  •  Woorden op -a, -i, -o, -u en -y krijgen in het meervoud 's.
  • Bij meervouden en verkleinwoorden van afkortingen: A4'tje.
  • Bij de bezitsvorm van namen op -a, -i, -o, -u en -y.
  • Als er iets is weggelaten: 's avonds

Slide 5 - Tekstslide

Waar is een apostrof nodig?
A
essays
B
horloges
C
diners
D
babytje

Slide 6 - Quizvraag

Bezitsvorm
Bij de bezitsvorm kom je vaak 's tegen. 
Jarno's tas
Morris' laptop
Feddes etui
Wesleys schrift
Jets boek

Slide 7 - Tekstslide

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
kano'tje
B
kanotje
C
kanoo'tje
D
kanootje

Slide 8 - Quizvraag

verkleinwoorden

Wat is het verkleinwoord van baby?
A
babytje
B
babietje
C
baby'tje

Slide 9 - Quizvraag

Apostrof of niet?


A
Karins handtas
B
Karin's handtas
C
Karins' handtas
D
Karins's handtas

Slide 10 - Quizvraag

Waar komt de apostrof?
A
s' woensdags
B
's woensdags

Slide 11 - Quizvraag

Apostrof?
A
Trix zusje
B
Trix' zusje

Slide 12 - Quizvraag

Apostrof of niet?
A
cdtje
B
cd'tje

Slide 13 - Quizvraag

Apostrof?
65+ er
A
65+-er
B
65+'er
C
65+er

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag
Paragraaf 9.2
Opdracht 17 --> gebruik eventueel www.vandale.nl
Opdracht 18 --> gebruik eventueel www.vandale.nl
Opdracht 19

Slide 15 - Tekstslide