Cap 2 les 1

Programa

  • Empezar con capítulo 2
  • Los Interrogativos (vraagwoorden)
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programa

  • Empezar con capítulo 2
  • Los Interrogativos (vraagwoorden)

Slide 1 - Tekstslide

Les in twee delen 
¿Qué tal la prueba?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

1. Hoe en hoeveel heb je geleerd voor de afgelopen toets?
2. Wat ging er goed?
3. Waar had ik meer aandacht aan kunnen besteden?
4. Hoe ga ik dit aanpakken voor een volgende toets?

timer
5:00

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Capítulo 2: 

Qué aproveche

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke Spaanse woorden ken je die met eten en drinken te maken hebben?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

hoe zeg je dat je iets lekker vindt?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

hoe zeg je dat je iets niet lekker vindt?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Staat op het Menú
Mening over het eten
Hablas con el camarero
Ingredientes
el primer plato

la sal
la cuenta, por favor
el postre
está muy buena
oiga, por favor
la carne
la pimienta
la sopa está fría
el ajo
 welke woorden passen in welk vakje

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Los interrogativos
De vraagwoorden
Los interrogativos 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Los interrogativos
¿Qué?

?
¿Quién?
?
¿Cómo?
?
¿Dónde?
?
¿Cuándo?
?
¿Cuál?
?
¿A dónde?
?
¿De dónde? 
?
¿Por qué?
?
¿Cuánto/a/os/as?
l?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Los interrogativos
¿Qué?

Wat?
¿Quién/quiénes?
Wie?
¿Cómo?
Hoe?
¿Dónde?
Waar?
¿Cuándo?
Wanneer?
¿Cuál?
Welk(e)?
¿A dónde?
Waarheen?
¿De dónde? 
Vanwaar?
¿Por qué?
Waarom?
¿Cuánto/a/os/as?
Hoeveel?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Interrogativos Vraagwoorden
Hoe?
¿Cómo?
Waar?
¿Dónde?
> let op, waarvandaan? = ¿de dónde?
> let op, waarnaartoe? = a dónde?
Wanneer?
¿Cuándo?
Wat / Welk(e)?
¿Qué? / ¿Cuál? / ¿Cuáles?

> vóór es bijna altijd cuál
> vóór son bijna altijd cuáles
behalve als je vraagt naar een betekenis: ¿Qué es una paella? Wat is een paella?
Wie?
¿Quién? / ¿Quiénes?

> bij enkelvoud quién (Quién es ella? Wie is zij?)
> bij meervoud quiénes (¿Quiénes son ellas? Wie zijn zij)
Hoeveel?
¿Cuánto? / ¿Cuánta? ¿Cuántos? ¿Cuántas?

> passen zich aan naar mannelijk/vrouwelijk en enkelvoud/meervoud:
¿Cuántos años tienes? 'Hoeveel jaren heb jij?'

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wie?
waarom?
(van) waar?
welke?
wanneer?
waar?
hoeveel?
Waarheen?
wat?
hoe?
¿quién? / ¿quienes?
¿por qué?
¿cuál?/¿cuales?
¿cómo?
¿cuándo?
¿dónde?
¿de dónde?
¿a dónde?
¿cuánto(s)?
¿qué?

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Los interrogativos...

¿ _____________ hermanos tienes?
A
Cómo
B
Qué
C
Cuántos
D
Dónde

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Interrogativos

¿______ está Ricardo?
A
Dónde
B
Cómo
C
Cuándo
D
Cuánto

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Interrogativos
¿........ eres?
A
Dónde
B
De donde
C
Donde
D
De dónde

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Interrrogativos
¿ ________cuestan las patatas?
A
Cómo
B
Qué
C
Cuánto
D
Dónde

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Interrogativos

¿ _____________ te llamas?
A
Cómo
B
Qué
C
Cuánto
D
Dónde

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk vraagwoord heb je nodig?

Wie zijn jullie?
A
¿Cuál?
B
¿Quién?
C
¿Quiénes?
D
¿Cuáles?

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vraagwoord heb je nodig?

Wanneer is jouw verjaardag?
A
¿Cuánto?
B
¿Cuándo?
C
¿Quién?
D
¿Dónde?

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

DEBERES
libro de trabajo
pág.57
ejercicios 14, 15 y 16 

Slide 21 - Tekstslide

Les in twee delen