2.3a

Deze GMFles
  1. Begincase 2.3 Criminaliteit en opsporing
  2. Terugblik huiswerk / lesstof 2.1 en 2.2
  3. Toelichting 2.3 Criminaliteit en opsporing
  4. Aan de slag in je online werkboek

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
GMFMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Deze GMFles
  1. Begincase 2.3 Criminaliteit en opsporing
  2. Terugblik huiswerk / lesstof 2.1 en 2.2
  3. Toelichting 2.3 Criminaliteit en opsporing
  4. Aan de slag in je online werkboek

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Case 'Verborgen camera op hangplek'?

Slide 2 - Tekstslide

Politie en justitie mogen niet zomaar een verborgen camera inzetten. Wanneer zou dit van jou wel mogen? Wat zijn goede regels daarvoor?
Terugblik
  1. Quizscore
  2. Vragen over paragraaf 2.2, vraag 9 + vraag 11, 14, 15?
  3. Check

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke macht hoort niet bij de trias politica?
A
Controlerende macht
B
Uitvoerende macht
C
Wetgevende macht
D
Rechterlijke macht

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoort bij de wetgevende macht
A
Politie
B
Parlement
C
Rechter
D
Het leger

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoort bij de uitvoerende macht
A
Parlement
B
Rechter
C
Koning
D
Politie

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoort bij de rechterlijke macht
A
Officier van justitie
B
Minister van Veiligheid en Justitie
C
Advocaat-generaal
D
Onafhankelijke rechters

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De uitvoerende macht wordt gecontroleerd door
A
1e kamer
B
2e kamer
C
1e + 2e kamer
D
de regering

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sociale grondrechten
A
beschermen ons tegen de overheid
B
zijn plichten van de overheid

Slide 9 - Quizvraag


Sociale grondrechten: grondrechten waarbij de overheid een zorgplicht heeft. Bijvoorbeeld:
Recht op werkgelegenheid. (Art. 19)
Recht op sociale zekerheid. (Art. 20)
Recht op onderwijs. (Art. 23)

Klassieke grondrechten beschermen ons tegen de overheid en elkaar. De overheid moet deze garanderen en deze kan je afdwingen bij de rechter.
Gelijkheidsbeginsel (Art. 1)
Kiesrecht (Art. 4)
Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging (Art. 6)
Vrijheid van meningsuiting (Art. 7)
Recht op vergadering en betoging (Art. 9)

Met welk beginsel van de rechtsstaat heeft dit voorbeeld te maken: Als op zes april de boete voor te snel rijden verhoogd wordt, betaalt iemand die op vijf april te snel reed de oude boete.
A
Grondrechten
B
Onafhankelijke rechtspraak
C
Legaliteitsbeginsel
D
Machtenscheiding

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het legaliteitsbeginsel vinden we onder andere terug in
A
strafmaat
B
strafbaarheid
C
ne bis in idem regel
D
het openbaar ministerie

Slide 11 - Quizvraag

De overheid mag alleen beperkingen opleggen aan burgers als die regels wettelijk zijn vastgelegd.
Dit beginsel komt op verschillende punten terug in het Wetboek van Strafrecht. Bijvoorbeeld:
  • Strafbaarheid (Artikel 1, lid 1): iets is alleen strafbaar als het in de wet staat.
  • Strafmaat: op iedere gedraging staat een maximum straf.
  • Ne bis in idem: na een uitspraak kan iemand niet opnieuw worden veroordeeld.

Wat is geen kenmerk van een rechtsstaat?
A
De overheid moet zich aan de wet houden
B
Je hebt grondrechten
C
De bevolking heeft invloed
D
Er is een afhankelijke rechterlijke macht

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.3 Criminaliteit en opsporing
Aan welke regels moeten politie en justitie zich houden bij de opsporing van criminelen?
Kern rechtsstaat:
  • beheersing van het overheidsgezag
  • verschil democratie versus dictatuur


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dilemma van de rechtsstaat
Rechtsbescherming van de burger: de individuele rechten van de burger dienen te worden gehandhaafd (vrijheid)

vs

Rechtshandhaving van de rechtsorde: criminaliteit en overlast dienen te worden voorkomen (veiligheid)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef bij de volgende afbeeldingen aan of het gaat om een overtreding of misdrijf.
Sleep het juiste woord naar de juiste afbeelding.
Mishandeling
Vuil op straat dumpen
Door rood lopen

Misdrijf

Overtreding

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Overtreding of misdrijf?

Overtreding: minder ernstig (geen strafblad)

Misdrijf: ernstige strafbare feiten (wel strafblad en medeplichtig)

Rijden onder invloed?

Slide 16 - Tekstslide

Overtredingen: Minder ernstige strafbare feiten.
  • Worden vaak met een boete afgedaan.
  • Bijvoorbeeld: door rood rijden, vissen zonder vispas, zwartrijden, wildplassen 

Misdrijven:
Ernstige strafbare feiten
  • Altijd een officier van justitie bij betrokken.
  • Bijvoorbeeld: rijden onder invloed, mishandeling, drugshandel, diefstal, moord.
Aan de slag 
Paragraaf 2.3. Maak vragen 1 t/m 7 in je (digitale) werkboek.

= Huiswerk
 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies