Rekenvaardigheden 4VWO

Maandag 26 september 4VWO
Hoofdstuk 2.3, 2.4, 2.5
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Maandag 26 september 4VWO
Hoofdstuk 2.3, 2.4, 2.5

Slide 1 - Tekstslide

AGENDA
  • Actualiteit
  • Vorige les
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Huiswerk
  • Afronden

Slide 2 - Tekstslide

Prinsjesdag
  • 3e dinsdag van september
  • De rijksbegroting = een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven van het Rijk
  • de miljoenennota = de toelichting op de rijksbegroting

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn de gevolgen voor het bedrijfsleven

  1. De lasten gaan omhoog via de vennootschapsbelasting
  2. De minimumlonen worden met 10% verhoogd
  3. Meer geld voor digitale veiligheid
  4. Nog geen oplossing voor intensieve energie gebruikende ondernemingen
  5. Verduurzamen, geen plastic servies, statiegeld op blikjes

Slide 8 - Tekstslide

Rekenen met een onbekende variabele

De groentenwinkel heeft in mei hoeveel avocado's verkocht?
  • De inkoopprijs is 0,50 Euro
  • De verkoopprijs is 1,50 Euro
  • De bedrijfskosten zijn 300 Euro
  • Het netto resultaat is 500 Euro

Slide 9 - Tekstslide

Nettoresultaat berekenen
Omzet                                                                    1,50 x afzet
Inkoopwaarde van de omzet                       0,50 x afzet             -
Brutowinst                                                            1,00 x afzet
Bedrijfskosten                                                    €300                         -
Nettoresultaat                                                    €500

Slide 10 - Tekstslide

De inkoopprijs van een fiets is EUR 110. De brutowinst is 30% van de inkoopprijs. Wat is de verkoopprijs?


inkoopprijs = 100%
Verkoopprijs = Inkoopprijs + brutowinst
Dus verkoopprijs = 100% + 30% = 130%
Verkoopprijs =  1,3 x 110 = 143

Slide 11 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les

  • Kun je het ongewogen gemiddelde berekenen
  • Kun je het gewogen gemiddelde berekenen
  • Kun je tabellen en grafieken gebruiken en interpreteren
  • Kun je indexcijfers gebruiken

Slide 12 - Tekstslide

Gemiddelde
Het gemiddelde gebruiken we omdat het snel inzicht geeft in gegevens

Ongewogen gemiddelde
Gewogen gemiddelde

Slide 13 - Tekstslide

Ongewogen Gemiddelde
Het ongewogen gemiddelde bereken je door alle cijfers bij elkaar op te tellen en daarna de som te delen door het aantal cijfers.

Het gemiddelde van: 4, 8, 7, 6, 6 en 5 bereken je zo.
4 + 8 + 7 + 6 + 6 + 5 = 36
Er zijn 6 cijfers.
Het gemiddelde is 36 : 6 = 6

Slide 14 - Tekstslide

Gewogen Gemiddelde

Slide 15 - Tekstslide

Bedrijven rekenen met gemiddeldes

Slide 16 - Tekstslide

Tabellen en Grafieken

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Indexcijfer

Slide 31 - Tekstslide

Hoe bereken je een indexcijfer? 


  • Er wordt een basisjaar vastgesteld. gegeven. De waarde in het basisjaar heeft altijd een indexcijfer van 100.


  • De prijzen van alle jaren worden met het basisjaar vergeleken. 

  • Het indexcijfer van de andere jaren kun je berekenen met de formule: 

Slide 32 - Tekstslide

Indexcijfers
Een indexcijfer is een getal dat de verhouding weergeeft tussen de waarde van een grootheid in een bepaalde periode en de waarde van die grootheid in de basisperiode. 

Een indexcijfer is een verhoudingsgetal.

In het basisjaar wordt een grootheid op 100 gesteld.

Slide 33 - Tekstslide

Wat is het?
Aantal verkochte laptops
                                        Indexcijfer uitrekenen: 
                                        Cijfer in bepaald jaar/ cijfer in basisjaar x 100
                                          Stel basisjaar is 2020:
                                       Indexcijfer 2021 = 60/50 X 100 = 120
Wat betekent dit nou: het aantal laptops is in 2021   120 % van het aantal laptops in 2020




2020
50
2021
60
2022
80

Slide 34 - Tekstslide

Rekenen met indexcijfers
Aantal scholieren in 2019 is 1.000.

                                    Hoeveel scholieren waren er in 2021?
                                     1.000/ 108 X 130 = 1.204
2017
100
2018
110
2019
108
2020
120
2021
130

Slide 35 - Tekstslide

Indexcijfer
Een indexcijfer is een verhoudingsgetal. 

Indexcijfers maken het eenvoudig(er) om de ontwikkeling van een grootheid te bekijken.

Slide 36 - Tekstslide

HUISWERK
2.15+2.17+2.18+2.21+2.22+2.23+2.24

Slide 38 - Tekstslide

Extra uitleg Indexcijfer

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video