H5 5.1

5.1 Herhaling Klimaat

- Wereldwijde luchtstromen
- Zeestromen
- Klimaatfactoren
Domein Aarde
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

5.1 Herhaling Klimaat

- Wereldwijde luchtstromen
- Zeestromen
- Klimaatfactoren
Domein Aarde

Slide 1 - Tekstslide

5.1 opgedeeld in drie delen
1. Wereldwijde luchtstromen (Wet van Buys Ballot, moessons, atmosferische circulatie)
2. Zeestromen
3. Klimaatfactoren

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Verdeling warmte

  • Grote verschillen tussen instraling.
  • Verdeling warmte door wind en zeestromen.



Slide 4 - Tekstslide

Wind
Luchtstroom langs aardoppervlak. 
Gaat harder als de isobaren dicht bij elkaar liggen. 

polen (hoge druk) -> evenaar (lage druk)

Slide 5 - Tekstslide

Corioliseffect

Slide 6 - Tekstslide

Corioslieffect
Dit effect zorgt ervoor dat de wind een afwijking krijgt. 

Op het noordelijk halfrond is dit een afwijking naar rechts vanuit je rug. 

Op het zuidelijk halfrond is dit een afwijking naar links vanuit je rug gezien.

Slide 7 - Tekstslide

Corioliseffect
NH: rechts
ZH: links

Slide 8 - Tekstslide

NH: rechts
ZH: links

Slide 9 - Tekstslide

Atmosferische circulatie
Wet van Buijs Ballot:
  1. lucht stroomt van hoge druk naar lage druk
  2. De wind heeft een afbuiging door het corioliseffect
NH (noordelijk halfrond -> rechts,
ZH  (zuidelijk halfrond) -> links

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Atmosferische circulatie
Wet van Buijs Ballot:
  1. lucht stroom van hoge druk naar lage druk
  2. De wind heeft een afbuiging door het corioliseffect
NH -> rechts, ZH -> links

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Passaat
Passaat: wind tussen 30 graden en evenaar. 
Dit is een oostelijke wind die van het subtropisch hogedruk gebied naar de evenaar waait. 


Slide 16 - Tekstslide

ITCZ 
ITCZ is een aanhoudend lagedrukgebied dat ontstaat door de directe instraling van de zon. 

Deze ITCZ verschuift, waardoor het lagedrukgebied ook wisselt. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Zomer voor ons
Winter voor ons.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Gevolg

Slide 24 - Tekstslide

5.1 Klimaat deel 2: Zeestromen


H5 Klimaat herhaling
Domein aarde
Havo 5

Slide 25 - Tekstslide

Zeestromen

Slide 26 - Tekstslide

Oceanische circulatie
aangedreven door de atmosferische circulatie

  • Warme zeestroom: van evenaar naar polen
  • Koude zeestroom: van polen richting evenaar

Slide 27 - Tekstslide

Wat valt op aan het water bij woestijnen?

Slide 28 - Tekstslide

Herverdeling warmte
Atmosferische en oceanische circulatie

Atmosferische circulatie logisch
Maar hoe werkt dit met de oceanische circulatie?

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

          Aangeven welke invloed atmosferische circulatie en zeestromen hebben op klimaat- en landschapsgebieden
  • Warme zeestroom: zorgt voor warmte, regen en ijsvrijehavens tot aan Moermansk toe

  • Koude zeestroom: zorgt voor extra koud klimaat. In subtropen: voorkomen woestijnen; koude zeewater koelt de lucht erboven af, waardoor deze weinig vocht kan vasthouden.

Slide 32 - Tekstslide

Zeestromen

  • Zeestromen volgen de overheersende windrichting! (althans aan de oppervlakte)
  • Warme zeestromen (vanuit een warm gebied
  • Koude zeestromen (vanuit een koud gebied)

Slide 33 - Tekstslide

Thermohaliene circulatie

Slide 34 - Tekstslide

Thermohaliene circulatie
Thermo = temperatuur
Haliene = zoutgehalte

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Wat is een klimaatgebied?

Slide 37 - Tekstslide

5.1 deel 3: Klimaatfactoren
Klimaatgebied = Groot gebied met hetzelfde klimaat (vaak aan de hand van Köppen)

Slide 38 - Tekstslide

Klimaatfactoren bepalen welk klimaat overheerst in een gebied

Slide 39 - Tekstslide

Er zijn 5 klimaatfactoren die klimaat het bepalen
  1. De geografische breedteligging
  2. Land-zeeverdeling
  3. Hoogteligging
  4. ligging van gebergten
  5. Invloed van zeeën en oceanen

Slide 40 - Tekstslide

Geografische breedteligging
Algemene regel:
Hoe verder van de evenaar hoe kouder het is.
  1. Zonnestralen warmte verliezen naarmate ze langer onderweg zijn.
  2. De zonnestralen op hogere breedte een groter oppervlak moeten verwarmen.

Slide 41 - Tekstslide

Land-zeeverdeling
van invloed op neerslag en temperatuur
Algemene regel:
  • Wind van zee brengt meer neerslag met zich mee dan wind over land.
  • Verder van zee zijn de temperatuurverschillen tussen zomer en winter groter dan bij zee.

Slide 42 - Tekstslide

Hoogteligging
Algemene regel: Hoe hoger hoe kouder.

Per 1000 meter stijging daalt de temperatuur 6 graden

Slide 43 - Tekstslide

Ligging van gebergte
Algemene regel: 
Wind van zee neemt waterdamp mee, bij het gebergte stijgt de lucht, koelt af, waterdamp condenseert en dat geeft neerslag.

Slide 44 - Tekstslide

Hoe heet de kant van het gebergte waar de neerslag valt?

Slide 45 - Open vraag

De invloed van zeeën en oceanen
Algemene regels: 
  1. Hoe verder van zee, hoe minder neerslag er valt.
  2. Wind van zee heeft in de winter een verwarmend effect op het land en in de zomer een verkoelend effect.
  3. Warme zeestromen kennen meer verdamping en hebben een verwarmend effect. Koude zeestroom heeft minder verdamping en een verkoelend effect.

Slide 46 - Tekstslide

0

Slide 47 - Video

Vragen?

Slide 48 - Tekstslide