Erfelijkheid - 1

Erfelijkheid
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
pavBuitengewoon secundair onderwijs

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Erfelijkheid

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelstellingen
Ik weet wat het begrip 'erfelijkheid' inhoudt
Ik weet dat ouders hun erfelijk materiaal (willekeurig) doorgeven aan hun kinderen
Ik weet dat het sterkste gen tot uiting komt
Ik weet dat hoe je eruit ziet ook bepaald wordt door externe factoren

Slide 3 - Tekstslide

Erfelijkheid

Slide 4 - Woordweb

Wat valt op?
Bekijk de foto's.
Wat valt op?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Is je iets opgevallen?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Heb je lichamelijke kenmerken (= hoe je eruit ziet) die overeen komen met lichamelijke kenmerken van je ouder(s)?

Slide 12 - Open vraag

Heb je karaktereigenschappen die overeen komen met je ouder(s)?

Slide 13 - Open vraag

Kenmerken die we erven van onze ouders
  • Haar
  • Kleur ogen
  • Karakter
  • Bloedgroep
  • Ziektes
  • .... 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Hoe je eruit ziet, wordt enkel bepaald door de genen die je van je ouders krijgt
A
Juist
B
Fout

Slide 16 - Quizvraag

Juist of fout:
Je krijgt van elke ouder evenveel genen
A
Juist
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

Juist of fout?
Als je donkere ogen hebt, kan je het gen voor blauwe ogen niet doorgeven aan je kind.
A
Juist
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

Hoe wordt bepaald welke genen ouders doorgeven aan hun kind.
A
Dat is willekeurig
B
Enkel de sterkste genen worden doorgegeven
C
Enkel de gezondste genen worden doorgegeven
D
Enkel gezonde genen worden doorgegeven

Slide 19 - Quizvraag

Welk gen zal uiteindelijk tot uiting komen?
A
Het gen waar je het meeste van hebt.
B
Het gen dat je ouders kiezen
C
Het sterkste gen
D
Het is een pure loterij

Slide 20 - Quizvraag

fenotype
  • De uiterlijke kenmerken van een organisme: fenotype
    = 'Wat je ziet'
  • Fenotype = 
    genotype (je DNA)     +  'invloeden uit het mileu'

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de betekenis van fenotype
A
je erfelijk materiaal
B
alle uiterlijke waarneembare kenmerken van een persoon
C
verandering in je erfelijk materiaal
D
vrouwelijk

Slide 22 - Quizvraag

Het genotype wordt bepaald door erfelijkheid en invloeden uit het milieu
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Stel: beide ouders hebben
blauwe ogen.
Welk kleur ogen zal het kind
waarschijnlijk hebben?
A
Bruin
B
Groen
C
Blauw

Slide 25 - Quizvraag

Stel: beide ouders hebben
blauwe ogen.
Welk kleur ogen zal het kind
waarschijnlijk NIET hebben?
A
Bruin
B
Groen
C
Blauw

Slide 26 - Quizvraag

Juist of fout?
Als 1 van beide ouders bruine
ogen heeft, is de kans groot dat
het kind ook bruine ogen heeft.
A
Juist
B
Fout

Slide 27 - Quizvraag

Welke kleur ogen is het
sterkste gen?
A
Bruin
B
Groen
C
Blauw

Slide 28 - Quizvraag

Sleep de zinnen in het juiste vak
Juist
Fout
Hoe je eruit ziet, wordt bepaald door de genen die je van je beide ouders krijgt.
Je krijgt maar genen van 1 ouder door.
De sterkste genen die je krijgt, zullen tot uiting komen.
Zowel genen als omgeving spelen een belangrijke rol in hoe we eruit zien.

Slide 29 - Sleepvraag

Slide 30 - Video