Chapitre 2 les verbes venir, devenir, revenir

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Les verbes: venir, devenir, revenir

Wat is de betekenis van venir?

Wat is de betekenis van devenir?

Wat is de betekenis van revenir?

In welke tijd staat onderstaande zin?

'Je viens avec toi, d’accord?'

1. présent
2. imparfait
3. passé composé
4. futur

In welke tijd staat onderstaande zin?

'Elle est devenue toute rouge.'

1. présent
2. imparfait
3. passé composé
4. futur

In de zin: 'Elle est devenue rouge.'
krijgt het volt. dw. een extra -e omdat je in de passé composé ...

1. altijd bij 'Elle' een extra 'e' krijgt.
2. alleen bij 'Elle' een extra 'e' krijgt als être als hww. wordt gebruikt.

Mes copains viendront aussi.
Van welk werkwoord is de vorm 'viendront' afkomstig?

1. venir
2. devenir
3. revenir

In welke tijd staat onderstaande zin?

'Mes copains viendront aussi'

1. présent
2. imparfait
3. passé composé
4. futur

In welke tijd staat onderstaande zin?

Tous les soirs, ils venaient boire un café.

1. présent
2. imparfait
3. passé composé
4. futur

(revenir, présent)
Nous .......... dans deux heures.

(devenir, passé composé)
Ma mère ......... ............actrice.

Je

Tu

Il/ Elle

Nous

Vous

Ils/ Elles

devenais

devenais

devenait

devenions

deveniez

devenaient

Het Nederlandse 'zojuist' vertalen we in het Frans met:
1. een vorm van venir (in de présent) +
2. het Franse voorzetsel 'de' + heel werkwoord
Vertaal: Ik heb zojuist een croissant gegeten.

Het Nederlandse 'zojuist' vertalen we in het Frans met:
1. een vorm van venir (in de présent) +
2. het Franse voorzetsel 'de' + heel werkwoord
Vertaal: We hebben zojuist ons huiswerk gemaakt. --> Nous ...