3V: H8.2_Groeit de economie?

H8: Welvaart
8.1 Wat is welvaart?
8.2 Groeit de economie?
8.3 Hoe is de welvaart verdeeld?
8.4 Nederland en het buitenland
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H8: Welvaart
8.1 Wat is welvaart?
8.2 Groeit de economie?
8.3 Hoe is de welvaart verdeeld?
8.4 Nederland en het buitenland

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel 
Ik kan het verschil tussen structurele - en conjuncturele ontwikkeling uitleggen

Slide 2 - Tekstslide

Structuur van de economie:
  • Lange termijn

  • De gemiddelde groei op lange termijn = trend


  • Je kijkt naar de aanbodzijde van de economie (de productie)

Slide 3 - Tekstslide

Conjunctuur
  • Korte termijn -> sterke schommeling van de economische ontwikkeling



  • Je kijkt naar de vraagzijde van de economie

Slide 4 - Tekstslide

vraagkant van de economie
(conjunctuur)
aanbodkant van de economie
(structuur)
Economie: vraag & aanbod

Slide 5 - Tekstslide

CONJUNCTUUR

Slide 6 - Tekstslide

Laagconjunctuur:
  • Als de groei lager is dan de trend: lage economische groei
  1. Teruglopende vraag -> onderbesteding
  2. Ruime arbeidsmarkt: Veel werkloosheid -> conjuncturele werkloosheid
  3. Laag consumentenvertrouwen: weinig bestedingen
  4. Laag producentenvertrouwen: de vraag naar hun producten is afgenomen

Slide 7 - Tekstslide

Hoogconjunctuur:
  • Als de groei hoger is dan de trend: hoge economische groei
  1. Krappe arbeidsmarkt: de vraag naar werknemers stijgt
  2. Hoog consumentenvertrouwen: hoge bestedingen
  3. Hoog producentenvertrouwen: de vraag naar hun producten is toegenomen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Lesdoel 
Ik kan met voorbeelden uitleggen waarom conjuncturele en structurele werkeloosheid ontstaan.

Slide 10 - Tekstslide

Werkloosheid
  • Conjuncturele werkeloosheid   
  • Structurele werkloosheid

Slide 11 - Tekstslide

Maken opgave 19 blz. 238
Klaar? Ga verder met 13 t/m 18 
timer
7:00

Slide 12 - Tekstslide

Opgave 19

Slide 13 - Tekstslide

Afmaken 8.2 13 t/m 25
Wat je niet afkrijgt = huiswerk volgende week

Slide 14 - Tekstslide

Conjuncturele werkeloosheid
  • Bij laagconjunctuur wordt er minder gekocht door de consumenten dan bedrijven maximaal kunnen produceren. Bedrijven beperken in zo’n geval hun productie. Hierdoor zijn er minder werknemers nodig.
  • Als de economie weer groeit zijn er weer banen en daalt de conjuncturele werkeloosheid.

Slide 15 - Tekstslide

Structurele werkloosheid
  • producenten vervangen werknemers door computers en/of robots of werknemers hebben niet (meer) de juiste diploma's.
  • Deze werknemers blijven werkeloos ook als de economie weer gaat groeien.

Slide 16 - Tekstslide

Daan en Mees werken allebei in de winkel bij Deen. Daan verwerkt 12 rolcontainers per dag (8 uur). Mees werkt 3 uur en verwerkt 4 rolcontainers.
Bereken hoeveel rolcontainers Daan en Mees per uur verwerken.
A
Daan 1,5 en Mees 0,75
B
Daan 0,66 en Mees 1,33
C
Daan 0,66 en Mees 0,75
D
Daan 1,5 en Mees 1,33

Slide 17 - Quizvraag

Daan en Mees werken allebei in de winkel bij Deen. Daan verwerkt 12 rolcontainers per dag (8 uur). Mees werkt 3 uur en verwerkt 4 rolcontainers.
Wie heeft de hoogste arbeidsproductiviteit?
A
Daan want hij doet 1,5 container per uur
B
Mees want hij doet 0,75 container per uur

Slide 18 - Quizvraag

In een spellen fabriek maakt iedereen het spel van A tot Z. Dan besluit de directie het werk te verdelen.
Wat gebeurt er met de arbeidsproductiviteit ?

A
die blijft hetzelfde, dezelfde werknemers blijven de spellen maken
B
die gaat omhoog, iedere werknemer specialiseert zich in zijn onderdeel
C
die gaat omlaag, de werknemers moeten meer overleggen
D
daar valt niets over te zeggen

Slide 19 - Quizvraag

Is de huidige economische crisis conjunctureel of structureel?
A
conjunctureel
B
structureel

Slide 20 - Quizvraag

Wat is géén verschijnsel bij hoogconjunctuur?
A
Hoge bestedingen
B
Lage werkeloosheid
C
Lage vacatures
D
Hoge productiegraad

Slide 21 - Quizvraag

Door de coronapandemie stijgt de werkloosheid. Is deze werkloosheid passend bij structurele of conjuncturele werkloosheid?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid

Slide 22 - Quizvraag

Hoe ontstaat structurele werkloosheid nog meer?
A
moderne technieken met minder personeel
B
economische crisis

Slide 23 - Quizvraag

Door kledingzaken in de stad hebben nauwelijks omzet als gevolg van de corona crises. Hierdoor worden veel medewerkers ontslagen.
Van welke vorm van werkeloosheid is hier sprake ?

A
dit is structurele werkeloosheid. Ook al worden de regels versoepeld mensen gaan niet meer shoppen vanwege de social distancing
B
dit is conjuncturele werkeloosheid want als de regels versoepeld worden gaan mensen weer shoppen
C
dit is structurele werkeloosheid. Mensen zijn gewend hun kleding online te kopen, gaan niet winkelen
D
een mix van beide, een deel van de winkels & personeel verdwijnt en een deel blijft waarvoor nog personeel nodig is.

Slide 24 - Quizvraag