H1.1 Een nieuw vak

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn natuurverschijnselen?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Nask gaat vaak over de levende natuur.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Geef drie andere voorbeelden van natuurverschijnselen.

Slide 6 - Woordweb

Je doet het licht aan als het donker wordt.
Licht hoort bij nask.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Hout is een materiaal.
Leg uit of hout ook een stof is.

Slide 11 - Woordweb

Leg uit waarom water geen materiaal is.

Slide 12 - Woordweb

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Vervolg van de paragraaf 
H1.1 Een nieuw vak.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Een stof verandert van toestand.
Dat hoort bij ....
A
biologie
B
natuurkunde
C
scheikunde.

Slide 20 - Quizvraag

Als een stof verandert in andere stoffen, dan hoort dat bij ....
A
biologie
B
natuurkunde
C
scheikunde.

Slide 21 - Quizvraag

Bij welk vak hoort het verschijnsel:

Geluid
A
biologie
B
nask

Slide 22 - Quizvraag

Bij welk vak hoort het verschijnsel:

Een bloeiende bloem.
A
biologie
B
nask

Slide 23 - Quizvraag

Bij welk vak hoort het verschijnsel:

Hoe hout groeit.
A
biologie
B
nask

Slide 24 - Quizvraag

Bij welk vak hoort het verschijnsel:

Dat hout blijft drijven in water.
A
biologie
B
nask

Slide 25 - Quizvraag

Gaan de verschijnselen over de levende of de niet-levende natuur?
In de verte fluit een vogel.
A
levende natuur.
B
niet-levende natuur.

Slide 26 - Quizvraag

Gaan de verschijnselen over de levende of de niet-levende natuur?
Muziek komt uit een luidspreker.
A
levende natuur.
B
niet-levende natuur.

Slide 27 - Quizvraag

Gaan de verschijnselen over de levende of de niet-levende natuur?
De zon schijnt iedere dag.
A
levende natuur.
B
niet-levende natuur.

Slide 28 - Quizvraag

Gaan de verschijnselen over de levende of de niet-levende natuur?

Tijdens een regenbui ontstaat een regenboog.
A
levende natuur.
B
niet-levende natuur.

Slide 29 - Quizvraag

Gaan de verschijnselen over de levende of de niet-levende natuur?

Carla ziet een regenboog.
A
levende natuur.
B
niet-levende natuur.

Slide 30 - Quizvraag

Je verbrandt aardgas.

Slide 31 - Tekstslide

Het gas verandert dan niet in andere stoffen.
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Het verbranden van gas hoort bij het vak:
A
biologie
B
natuurkunde
C
scheikunde

Slide 33 - Quizvraag

Natuurkunde of scheikunde?

Slide 34 - Tekstslide

Een smid smeedt een hoefijzer van ijzer.
Natuurkunde of scheikunde?
Leg uit.

Slide 35 - Woordweb

Een ei wordt hard in kokend water.
Natuurkunde of scheikunde?
Leg uit.

Slide 36 - Woordweb

Een smid smeedt een hoefijzer van ijzer.
Natuurkunde of scheikunde?
Leg uit.

Slide 37 - Woordweb

Een lamp brandt als er elektriciteit doorheen gaat.
Natuurkunde of scheikunde?
Leg uit.

Slide 38 - Woordweb

Op een oud gebouw is een nieuw dak van koper gelegd. Enkele jaren later is het koper door invloed van regen en lucht groen geworden. Dit heet oxideren.

Slide 39 - Tekstslide

Huiswerk
maken 1.1 en 1.2

Slide 40 - Tekstslide

Oxideren hoort bij natuurkunde / scheikunde, want het koper van het dak is wel / niet veranderd in een andere stof.
A
natuurkunde, wel
B
natuurkunde, niet
C
scheikunde, wel
D
scheikunde, niet

Slide 41 - Quizvraag