vwo 5 - betoog schrijven

Het betoog 
vwo 5 - periode 4
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Het betoog 
vwo 5 - periode 4

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je al over een betoog?

Slide 2 - Woordweb

Wat moet er in de inleiding van een betoog staan?
A
anekdote
B
feiten
C
stelling
D
vraag

Slide 3 - Quizvraag

Structuur van de tekst 
- Titel 
- Inleiding: aanleiding - uitleg over onderwerp - stelling 
- Kern: 3 argumenten voor de stelling - 1 tegenargument +
   weerlegging 
- Slot: samenvatting van de 3 argumenten - herhalen van het           standpunt in andere bewoording 
- Bronvermelding 

Slide 4 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een stelling die past bij een betoog.

Slide 5 - Open vraag

De stelling 
- staat aan het einde van de inleiding
- is geen vraag;
- geeft een mening weer;
- bezit geen verwijzingen; 
- bezit geen dubbele ontkenning.
voorbeelden
- Roken op het schoolplein moet verboden worden.
- Er moet meer groen in het schoolgebouw komen

Slide 6 - Tekstslide

De sociale social media hebben een gigantische ontwikkeling doorgemaakt, waarbij het consumentengebruik de laatste 10 tot 15 jaar een enorme vlucht heeft genomen. Zo heeft Facebook nu al meer dan 1,3 miljard gebruikers – dat is bijna 20% van de wereldbevolking! Tegenwoordig is met name voor jongeren een leven zonder Twitter en Facebook nauwelijks voor te stellen. Volgens een recent onderzoek zijn er maar liefst 2500 interacties p.p. op social media per maand. Er zijn zelfs uitschieters, mensen die meer dan 15000 interacties per maand hebben. Denk hier bij zoal aan de jongeren van het voorbeeld. Naar mijn mening is dit echt van negatieve invloed op de geestelijke ontwikkeling van jongeren.

Slide 7 - Tekstslide

Wat vind je van de stelling? Vul aan: Goed, want .... / Niet goed, want ....

Slide 8 - Open vraag

Welke stelling is goed verwoord?
A
Roken op het schoolplein moet niet verboden worden.
B
Moet roken op het schoolplein verboden worden?
C
Dat is absoluut geen goed idee.
D
Roken op het schoolplein moet mogelijk blijven.

Slide 9 - Quizvraag

Inleiding - 3-ledig 


1. aanleiding
2. informatie over het onderwerp 
3. stelling / standpunt / mening 

Aanleiding: anekdote - cijfers - opmerkelijke uitspraak etc.
Informatie over het onderwerp: De aanleiding wordt verder uitgewerkt / wat is er aan de hand? 

Slide 10 - Tekstslide

Een voorbeeld van een inleiding 
Het is een gewone zaterdagavond en mijn vriendinnen en ik gaan voor het opstap gaan even indrinken. Op zo’n avond houden we het niet bij een colaatje. Een biertje, wijntje of iets sterkers wordt graag genuttigd, ook al mag dit volgens de alcoholwet niet. In mijn ogen had de verhoging van de alcoholleeftijd van 16 naar 18 op 1 januari 2014 dan ook echt geen zin. Daarom is mijn standpunt dat de alcoholleeftijd terug naar 16 moet.

Slide 11 - Tekstslide

Welk element is niet goed (uitgewerkt)?
A
aanleiding
B
uitleg over het onderwerp
C
stelling

Slide 12 - Quizvraag

De kern / het middenstuk 
1 - hoofdargument (sluit direct aan op standpunt)
1.1 - onderschikkend argument (sluit aan op ha)
1.1.1 - onderschikkend argument / voorbeeld (sluit aan op 1.1)
x 3 (want drie argumenten voor de stelling) 

Slide 13 - Tekstslide

Bekijk het fragment 
Maak aantekeningen m.b.t. standpunt en argumentatie. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Wat is het standpunt van Marianne Zwagerman?

Slide 16 - Open vraag

Welke argumenten geeft ze voor haar standpunt?

Slide 17 - Open vraag

Openbaar vervoer moet gratis worden.
ARGUMENT 1 
Zoals ik al zei het fileprobleem wordt opgelost (1). Als er meer mensen met het openbaar vervoer gaan reizen dan scheelt dat plek op de weg (1.1). Want één bus neemt minder plek in dan 15 of 20 auto’s. En reizen met de metro of de trein neemt helemaal geen plek in op de weg (1.1.1). Doordat er dus minder voertuigen op de weg zijn, wordt de kans op ongelukken ook veel minder én wordt de leefbaarheid in woonwijken beter als het rustiger op de wegen is.

Slide 18 - Tekstslide

Openbaar vervoer moet gratis worden.
ARGUMENT 2
Verder komt er meer werkgelegenheid (1), want er zijn natuurlijk ook mensen nodig om die bussen, metro’s, trams en treinen te besturen, te maken en te monteren (1.1). En meer werkgelegenheid zorgt er ook weer voor dat de economie in Nederland stijgt (1.1.1).

Slide 19 - Tekstslide

Belangrijk!
De alinea's 1, 2 en 3 uit de KERN worden gelinkt door SIGNAALWOORDEN --> opsommend 
Bijvoorbeeld: ten eerste ... (bij alinea 1 uit de kern)
Welke nog meer? 

Slide 20 - Tekstslide

Welke signaalwoorden horen bij een opsommend verband?

Slide 21 - Open vraag

De vierde alinea van de kern 
Tegenargument (+ signaalwoord) en 
weerlegging (signaalwoord)

- tegenargument + onderbouwing 
- weerlegging + onderbouwing 

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld tegenargument 
Tegenstanders beweren dat je essentiële voedingstoffen mist als je minder vlees gaat eten. Voedingsstoffen die je via ander eten niet binnen kan krijgen. ???

Andere in te zetten (tegenstellende) signaalwoorden:
aan de andere kant - daarentegen - maar - echter 


Slide 23 - Tekstslide

Weerlegging 
Tegenstanders beweren dat je essentiële voedingsstoffen mist als je minder vlees gaat eten. Voedingsstoffen die je via ander eten niet binnen kan krijgen. 

Bedenk een argument dat dit bovenstaande argument weerlegt. 

Slide 24 - Tekstslide

Tegenstanders beweren dat je essentiële voedingsstoffen mist als je minder vlees gaat eten. Voedingsstoffen die je via ander eten niet binnen kan krijgen.
Weerleg dit argument, inclusief signaalwoord:

Slide 25 - Open vraag

Het slot / de conclusie 
DUS! 
- standpunt 
- drie hoofdargumenten
- uitsmijter :-) 

Slide 26 - Tekstslide

Titel boven de tekst
Aandachttrekkende titel 
Onderwerpaanduidende ondertitel 




Slide 27 - Tekstslide