4.5 Onderzoek naar evolutie & 4.6 Evolutie in populaties

Evolutie
4.5 Onderzoek naar evolutie
4.6 Evolutie in populaties
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Evolutie
4.5 Onderzoek naar evolutie
4.6 Evolutie in populaties

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesprogramma
  • Huiswerk
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Vragen
  • Nabespreken
  • Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vragen van het huiswerk willen jullie dat ik bespreek?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kent enkele onderzoeksmethoden naar verwantschap.
  • Je kunt verschillen en overeenkomsten herkennen tussen organen en orgaanstelsel van de mens en verschillende diersoorten.
  • Je kunt een stamboom aflezen en construeren.
  • Je kunt beschrijven hoe de genetische eigenschappen van een populatie kunnen veranderen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderzoek naar evolutie
Verwantschap kan op verschillende manieren aangetoond worden:

  • Door onderzoek naar overeenkomsten in anatomie (bouw, bijv. homologe organen)
  • Door onderzoek naar rudimentaire organen 
  • Door onderzoek naar overeenkomsten in biochemie (eiwitten, RNA, DNA of celmembranen/celwanden)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen analoge en homologe organen?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Homologe (=zelfde oorsprong) organen 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Analoge (=andere oorsprong) organen, kunnen wel zelfde functie hebben 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rudimentaire organen
Gewervelde embryonale ontwikkeling

Slide 9 - Tekstslide

https://microbenotes.com/evolutionary-embryology/
Welke rudimentaire organen heeft de mens?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Cladistiek
  • cladistiek/cladisme= methode om organismen in te delen in groepen genaamd clades (grieks 'klados'=tak).

  • 1 clade= een gedeelde voorouder en alle evolutionaire nakomelingen

  • Binnen een clade zie je gedeelde eigenschappen met dank aan de gedeelde voorouder. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

https://www.evogeneao.com/en/learn/tree-of-life   niet zo dat de meeste soorten zoogdieren zijn...

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stamboom aflezen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stamboom aflezen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stamboom aflezen
langer geleden

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn gibbons en orang-oetans meer of minder verwant aan elkaar dan gibbons en chimpansees? Leg uit

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn gibbons en orang-oetans meer of minder verwant aan elkaar dan gibbons en chimpansees? Leg uit

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definities
Soort = organismen die op natuurlijke wijze onderling vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.  (bijv. honden)


Hoe zit het met de lijger?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definities
  • Populatie = Alle individuen van een soort die in een bepaald gebied leven en onderling voortpanten

  • Genenpool is alle verschillende genen  die voorkomen in een populatie 

  • Gene flow = (incidentele) uitwisseling van genen tussen populaties 


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stel dat....
- Populaties volledig gescheiden zijn 
- Ze groot genoeg zijn 
- Er geen evolutie optreedt
(allelen hebben dus geen specifiek voordeel) 

Dan blijkt dat de allelfrequenties
in populaties constant blijven 

(voorbeeld bij mensen is oogkleur of bloedgroep)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evolutie
Mutaties zorgen voor nieuwe varianten van genen, vooral als deze dominant zijn zal snel worden geselecteerd op het  positieve/nadelige effect. 

Waarom bij vooral bij dominante allelen? 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evolutie
Als een eigenschap voordeel oplevert voor overlevingskans, zorgt natuurlijke selectie voor survival of the fittest 

In sommige gevallen levert een eigenschap alleen voordeel op voor de voortplantingskans* dan spreken we van seksuele selectie.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evolutie
 Micro-   
binnen soort (bijv. berkenspanner)
Macro- 
ontstaan nieuwe soorten 
Co-
Als organismen met elkaar mee evolueren. Bijv. giftigheid bij planten en tolerantie bij rupsen. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Leren en maken 4.5 en 4.6
In ieder geval opdracht 49, 50, 52 t/m 54, 56, 58, 61, 63, 65

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies