Oefenen H6 Geld voor de overheid

Oefenen H6 Geld voor de overheid
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefenen H6 Geld voor de overheid

Slide 1 - Tekstslide

Hoe verzamelt de overheid belastinggeld?
A
Via donaties
B
Via inkomstenbelasting
C
Via verkoop van aandelen
D
Via btw

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een andere bron van overheidsgeld?
A
Schenken van bedrijven
B
Boetes
C
Accijnzen
D
Verhuur van gebouwen

Slide 3 - Quizvraag

De overheid heeft in een bepaald jaar een begrotingstekort. In zo’n geval kan de overheid verschillende maatregelen nemen.

Welke gevolgen heeft de volgende maatregel voor de overheid?  

Het btw-tarief verhogen. 
Dit heeft gevolgen voor de (inkomsten/uitgaven)                                  van de overheid. Die worden dan (hoger/lager)                                      en het begrotingstekort wordt (groter/kleiner.)                                           



inkomsten
uitgaven
hoger
lager
groter
kleiner

Slide 4 - Sleepvraag

Directe belasting
Indirecte belasting
Andere inkomsten

Slide 5 - Sleepvraag

Wie betaalt de loonheffing?
A
De werknemer
B
De werkgever
C
De klant
D
De overheid

Slide 6 - Quizvraag

Wat is loonheffing
A
Belasting die je achteraf moet betalen
B
Belasting die je iedere maand al 'vooruit' betaalt

Slide 7 - Quizvraag

Op het loon van Nienke wordt elke maand € 570 loonheffing ingehouden.

Welke bewering over deze loonheffing is fout?
A
De loonheffing bestaat uit loonbelasting en premies volksverzekeringen.
B
De loonheffing is een vooruitbetaling op de inkomstenbelasting en op een aantal sociale premies.
C
Het bedrag van de loonheffing is niet afhankelijk van de hoogte van het loon.
D
Nienke’s werkgever draagt de loonheffing af aan de Belastingdienst.

Slide 8 - Quizvraag

De consumentenprijs is de prijs waartegen je producten koopt in de winkel.
Wat is een andere naam van deze prijs?

A
inkoopprijs exclusief btw
B
inkoopprijs inclusief btw
C
verkoopprijs exclusief btw
D
verkoopprijs inclusief btw

Slide 9 - Quizvraag

In Nederland rijden veel auto’s op diesel en op lpg. De meeste auto’s rijden echter op benzine.
Voor welke groep automobilisten op benzine rijden voordeliger is dan op diesel rijden?
A
automobilisten die hard rijden
B
automobilisten die rustig rijden
C
automobilisten die veel kilometers rijden
D
automobilisten die weinig kilometers rijden

Slide 10 - Quizvraag

Bekijk het staafdiagram over de inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen
Noteer welk beginsel van belastingheffing de overheid toepast bij de tarieven van de inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen.

A
alleen het draagkrachtbeginsel
B
alleen het profijtbeginsel
C
het draagkrachtbeginsel en het profijtbeginsel
D
geen van beide beginselen

Slide 11 - Quizvraag

Jonah heeft een auto gekocht. De auto rijdt op diesel en weegt 1.187 kilo. Hij woont in Den Helder en rijdt dagelijks naar Alkmaar voor zijn werk. De afstand tot zijn werk is 42 kilometer enkele reis. De auto verbruikt € 7,39. aan diesel per dag. Overige kosten zijn € 4,93 per dag.
Bereken de kosten per kilometer van de auto van Jonah. Geef de berekening en het antwoord in centen per kilometer. Ga uit van een jaar met 365 dagen.

Slide 12 - Open vraag