H1 taalverzorging

Welkom!
H1 taalverzorging.
Herhaling voor de toets!
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
H1 taalverzorging.
Herhaling voor de toets!

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Vandaag gaan we H1 taalverzorging herhalen.
* Werkwoorden
* Hoofdletters en leestekens
* de- en het- woorden
* au of ou?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Karlijn leest een e-mail van haar broer.
Wat doet Karlijn?
Zij..............

Slide 5 - Open vraag

Ik zwem zo vaak mogelijk in zee.
Wat doe ik?
Ik...........

Slide 6 - Open vraag

Tim en ik fietsen naar huis?
Wat doen Tim en ik?
Wij........?

Slide 7 - Open vraag

Noteer de werkwoorden in de zin:
Truus en Pim kunnen morgen het kado ophalen.

Slide 8 - Open vraag

Noteer de werkwoorden in de zin.
Thijs gaat meespelen in de musical.

Slide 9 - Open vraag

Welk woord is geen werkwoord?
A
straatveger
B
veegde
C
veegt
D
vegen

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord is geen werkwoord?
A
kok
B
koken
C
kook
D
kookte

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord is geen werkwoord?
A
geholpen
B
helpen
C
helpt
D
hulp

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdletters 
bij namen

Alle namen worden met een hoofdletter geschreven.
Kijk maar naar je eigen naam!

Bijvoorbeeld:
Ik ga met Ivo naar Parijs.

Slide 15 - Tekstslide

Namen 
Je schrijft altijd de voornaam en achternaam
met een hoofdletter.

Dus:

Anna Mulder - Wesley Smit - Amir Hassan 




Slide 16 - Tekstslide

Schrijf de zin goed over. Denk aan de hoofdletters en leestekens.

wie brengt jou naar het feest

Slide 17 - Open vraag

Schrijf de zin goed over. Denk aan de hoofdletters en leestekens.

we moeten dit snel bespreken

Slide 18 - Open vraag

Schrijf de zin goed over. Denk aan de hoofdletters en leestekens.

ben je wel eens in frankrijk geweest

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

De - woorden
Het lidwoord DE kun je vervangen voor de woorden
die en deze

Ezelsbruggetje: In de woorden die en deze zit allebei het woordje DE!!

Slide 22 - Tekstslide

HET - woorden

Het lidwoord HET kun je vervangen voor de woorden
dit en dat.


Ezelsbruggetje: In de woorden dat en dit zit allebei een T in, net als in het woordje HET!!

Slide 23 - Tekstslide

Kies het zelfstandig naamwoord met het juiste verwijswoord:
A
De meisje
B
Het meisje

Slide 24 - Quizvraag

Huis
A
De huis
B
Het huis

Slide 25 - Quizvraag

Snoepje
A
De snoepje
B
Het snoepje

Slide 26 - Quizvraag

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.

dezE en diE gebruik je bij dE-woorden
diT en daT gebruik je bij heT-woorden



Slide 27 - Tekstslide

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

de aanvoerder
A
deze aanvoerder
B
dit aanvoerder

Slide 28 - Quizvraag

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

de conclusie
A
deze conclusie
B
dit conclusie

Slide 29 - Quizvraag

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het experiment
A
deze experiment
B
dit experiment

Slide 30 - Quizvraag

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het publiek
A
deze publiek
B
dit publiek

Slide 31 - Quizvraag

Au of ou? 

Slide 32 - Tekstslide

au of ou?
..to

Slide 33 - Open vraag

au of ou?
k....d

Slide 34 - Open vraag

au of ou?
r..w

Slide 35 - Open vraag

au of ou?
mi..w

Slide 36 - Open vraag

au of ou?
oerw..d

Slide 37 - Open vraag

au of ou?
kab..ter

Slide 38 - Open vraag

au of ou?
bl..w

Slide 39 - Open vraag

au of ou?
k..wen

Slide 40 - Open vraag

De toets
Leren blz. 32 tot en met blz. 43
Heel veel succes met leren!

Slide 41 - Tekstslide