spelling leestekens

.?!
Les interpunctie en hoofdletters
Van A tot Zin les 1.3
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

.?!
Les interpunctie en hoofdletters
Van A tot Zin les 1.3

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
1. Ik schrijf hoofdletters op de goede plek. 
2. Ik ken de leestekens . , ! ? : ''.

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer schrijf je hoofdletters?
Aan het begin van een zin
👉 De eerste letter van de eerste zin krijgt een hoofdletter.
Voorbeeld: De trein is te laat.

Bij namen van mensen
👉 De eerste letter van een voornaam en achternaam is een hoofdletter.
Voorbeeld: Ik heet Fatima El Amrani.

Bij namen van plaatsen en landen
👉 Ook steden, dorpen, landen en werelddelen krijgen een hoofdletter.
Voorbeeld: Amsterdam, België, Europa.

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer schrijf je hoofdletters? (2)
Bij namen van talen en volkeren
👉 Taalnamen en namen van mensen uit een land beginnen met een hoofdletter.
Voorbeeld: Ik spreek Nederlands. Zij is een Turkse vrouw.

Bij namen van bedrijven, merken en organisaties
👉 De eerste letter van een bedrijfs- of merknamen is een hoofdletter.
Voorbeeld: Ik werk bij Albert Heijn. Ik drink Coca-Cola.

Bij feestdagen
👉 Feestdagen beginnen met een hoofdletter.
Voorbeeld: Kerstmis, Pasen, Suikerfeest, Koningsdag.

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf de zin goed:
ik woon in rotterdam.

Slide 5 - Open vraag

Schrijf de zin goed.
mijn vriend heet jan de vries.

Slide 6 - Open vraag

Schrijf de zin goed:
zij werkt bij ikea.

Slide 7 - Open vraag

Schrijf de zin goed.
in juli gaan we naar spanje.

Slide 8 - Open vraag

Schrijf de zin goed.
mijn moeder spreekt nederlands en engels.

Slide 9 - Open vraag

Schrijf de zin goed.
met kerstmis eten we bij oma.

Slide 10 - Open vraag

Schrijf de zin goed.
de koning viert koningsdag in den haag.

Slide 11 - Open vraag

Wat is interpunctie?

Slide 12 - Open vraag

Waarom is interpunctie belangrijk?

Slide 13 - Woordweb

Slide 14 - Tekstslide

komma (,)
Wanneer schrijf je een komma?
- tussen 2 persoonsvormen:
Als ik blij ben, ga ik altijd zingen. 

- in een opsomming:
Ik koop kaas, ham, eieren en brood. 

- bij een voegwoord:
Ik eet veel groente en fruit, want dat is gezond. 

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf de zin. Denk aan de leestekens!
1 de televisie staat aan
2 florian en maud spelen buiten op de speelplaats
3 hij kocht andijvie boerenkool wortelen aardappelen en een CD
4 in zwitserland ontspringt de rijn
5 karel frits michiel en berend gaan samen voetballen
6 omdat ik jarig ben krijg ik een taart



Slide 16 - Tekstslide

Ken je de lesdoelen?
1. Ik schrijf hoofdletters op de goede plek. 
2. Ik ken de leestekens . , ! ? : ''.

Slide 18 - Tekstslide

de televisie staat aan

Slide 19 - Open vraag

remi en rein spelen op de speelplaats

Slide 20 - Open vraag

kookt je oma zo lekker

Slide 21 - Open vraag

in zwitserland ontspringt de rijn

Slide 22 - Open vraag