H4 10 Februari 2021 H3 paragraaf 2 (deel 2)

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is er met Trump aan de hand?

Slide 2 - Open vraag

Deze week paragraaf 2 van H3. Leerdoelen:
o    Ik ken het windsysteem en de wet van Buijs Ballot
o    Ik kan uitleggen wat ITCZ is en wat de relatie met het ontstaan van moessons is
o    Ik kan uitleggen dat door het corioliseffect variaties op het globale windsysteem ontstaan
o    Ik kan uitleggen hoe passaten en moessons ontstaan
o    Ik kan de invloed van zeestromen op het klimaat benoemen
o    Ik kan de kenmerken van de klimaten volgens het Köppensysteem benoemen

Slide 3 - Tekstslide

Gesteldheid oppervlakte

Slide 4 - Tekstslide

Verschil land en zee: water wordt langzamer koud en warm dan land omdat:
Zonlicht kan dieper doordringen in water, meer energie nodig voor verwarming
Water in beweging, meer energie nodig voor verwarming
Het kost meer energie om water een graad te laten stijgen dan land (soortelijke warmte is hoger)
Bij verdamping gaat energie naar de dampkring. Bij land is verdamping minder.

Slide 5 - Tekstslide

Breedteligging
Tussen 35 graden NB & ZB ==> stralingsoverschot.
Daarbuiten een tekort.

Slide 6 - Tekstslide

Bij opwarming ...
A
zet lucht uit en daalt
B
krimpt lucht en daalt
C
zet lucht uit en stijgt
D
krimpt lucht en stijgt

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Wet van Buys Ballot =
A
lucht gaat van een hoge naar een lagedruk gebied.
B
lucht gaat van een lage naar een hogedruk gebied
C
wind heeft of het NH een afwijking naar links
D
wind heeft op het zuidelijk halfrond een afwijking naar rechts

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Welke bewering is niet waar
A
passaten zijn oostelijke winden van subtropische hogedruk gebieden naar de evenaar
B
De schuine stand van de aarde & verschil tussen land en water beïnvloeden de passaten.
C
zone van equatoriale lagedruk gebied = intertropische convergentie zone
D
het temperatuurverschil tussen zomer en winter verschilt het meest boven zeeën.

Slide 12 - Quizvraag

Welke is fout?
A
aanlandige wind is vochtig
B
aflandige wind is droog
C
in Juli ligt de ITCZ ongeveer 20 graden NB in Azië & Afrika.
D
Moesons zijn altijd nat.

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Welke is fout?
A
overheersende winden zijn belangrijkste factor zeestromen
B
elke oceaan heeft een hoofdcirculatie en meerdere stromingen
C
Zeestromen worden beïnvloedt door bolvorm Aarde en draaiing van de Aarde.
D
Zeestromen: NH afwijking naar links ZH afwijking naar rechts.

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Welke is fout ?
A
De westendrift (rond zuidpool) is de enige zeestroom zonder verstoringen.
B
Warme zeestromen kunnen nooit kouder zijn dan koude zeestromen.
C
Verstoringen van zeestromen zijn ondiepten en vorm van continenten.
D
Warme zeestromen zorgen voor aangenamere Temperaturen richting polen.

Slide 17 - Quizvraag

BW
BS
EF
EH
ET
Woestijn
Steppe
Eeuwige sneeuw poolgebieden
Eeuwige sneeuw hooggebergte
Toendra

Slide 18 - Sleepvraag

Klimaatsysteem Vladimir Köppen gebaseerd op natuurlijke plantengroei
A, C, D, E --> temperatuur
B--> neerslag

Slide 19 - Tekstslide

A
B
C
D
E
Tropisch
Droog
Maritiem
Continentaal
Koud

Slide 20 - Sleepvraag

Afkortingen Köppen
BW = woestijn
BS = Steppe
EF = eeuwige sneeuw poolgebied
EH = eeuwige sneeuw hooggebergte
ET = Toendra
s = droge tijd in zomer, w  = droge tijd in de winter, f = droge tijd ontbreekt = hele jaar regen.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Geef aan wat windsysteem en de wet van Buijs Ballot zijn.

Slide 23 - Open vraag

Antwoord
De wet van Buys Ballot =wind waait van een hoge drukgebied naar een lage drukgebied.

Dit betekent dat wind waait over het oppervlakte van subtropische maxima (30 graden ) naar het equatoriaal minimum en naar de subpolaire maxima (60 graden). Daarnaast waait er wind van de polaire maxima naar de subpolaire minima

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Leg uit wat ITCZ is en wat de relatie met het ontstaan van moessons is

Slide 26 - Open vraag

Door de schuine stand van de aarde, verschuift de loodrechte stand van de zon op de aarde. Hiermee verschuift dus de intertropische convergentie zone. De oostelijke passaten gaan hierdoor over de evenaar en veranderen van richting en worden moessons.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide


Leg uit dat door het corioliseffect variaties op het globale windsysteem ontstaan

Slide 29 - Open vraag

Door het corioliseffect krijgen de wind op het noordelijke halfrond een afwijking naar rechts en op zuidelijke halfrond naar links. Hierdoor bereiken winden in een hogere lagen van de troposfeer de polen niet. Daarnaast ontstaan ipv van zuid noord winden of noord zuid winden ook oostelijke en westelijke winden aan het aardoppervlak.

Slide 30 - Tekstslide

Leg uit hoe passaten en moessons ontstaan

Slide 31 - Open vraag

Passaten ontstaan doordat winden van een subtropische minima naar het equotoriale minimum waaien. Door de het coriolis effect worden ze oostelijk. Door dat intertropische convergentie zone tussen de keerkringen beweegt gaan de oostelijke passaten gaan hierdoor over de evenaar en veranderen van richting en worden moessons genoemd.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide


Benoem de invloed van zeestromen op het klimaat benoemen

Slide 34 - Open vraag

Zeestromen zorgen ervoor dat klimaten koeler of juist warmer zijn dan je zou verwachten op basis van een hun breedteligging.
Ze brengen relatief koudere of warmere temperatuur naar gebieden.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide


Benoem de kenmerken van de klimaten volgens het Köppensysteem.

Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Tekstslide

Indeling gebaseerd op vegetatie.
A = tropisch, B = droog, C = zeeklimaat, D = landklimaat, E = koud klimaat. A, C, D en E gebaseerd op temperatuur en B op neerslag. Subklimaten BW =woestijn, BS = Steppen, EH =  hoogbergklimaten, EF = eeuwige sneeuw poolklimaat, ET toendraklimaat. Kleine letters als toevoeging. s = droge perioden in de zomer, w = droge periode winter en f droge periode ontbreekt (dus hele jaar regen).

Slide 39 - Tekstslide