Literatuur NN tijd

Begrippen bij tijd
1 / 7
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 7 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Begrippen bij tijd

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de vertelde tijd
A
De tijd die verstrijkt in het verhaal
B
De gebeurtenissen die eerder hebben plaatsgevonden
C
De (historische) periode waarin het verhaal speelt
D
De tijd die je nodig hebt om het verhaal te lezen.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een flashback en een terugwijzing?
A
Een flashback is een korter stukje tekst
B
Een terugwijzing is een korte verwijzing
C
Een flashback onderbreekt het verhaal niet
D
Een terugwijzing onderbreekt het verhaal niet

Slide 3 - Quizvraag

Hij was er niet. Gisteren ook al niet. Teleurgesteld pakte hij zijn fiets.
Hier is sprake van een...
A
Flashback
B
Terugwijzing
C
Flashforward
D
Vooruitwijzing

Slide 4 - Quizvraag

Het plot is...
A
De gebeurtenissen in chronologische volgorde
B
De gebeurtenissen zoals in het verhaal worden verteld

Slide 5 - Quizvraag

Thema
 Wat is de boodschap van de schrijver? Waarover wil de schrijver ons aan het denken zetten?

Het thema is abstract en kort (één of twee woorden)
Bv. culturele verschillen, discriminatie, seksueel misbruik, schuld en verantwoordelijkheid, misdadige obsessie


Slide 6 - Tekstslide

Motieven
Betekenisvolle herhalingen of verhaalelementen:

Concrete motieven – komen letterlijk in het verhaal voor, vaak met een symbolische functie
Abstracte motieven – bv. angst, vriendschap, gewoonten


Slide 7 - Tekstslide