13.1 en 13.2 symmetrie

13.1 Symmetrie

Ga rustig zitten op je plek.
Doe je telefoon uit en in de telefoontas of in je tas.
Leg je spullen open op tafel en Ipad omgedraaid neer.

      13 juni
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

13.1 Symmetrie

Ga rustig zitten op je plek.
Doe je telefoon uit en in de telefoontas of in je tas.
Leg je spullen open op tafel en Ipad omgedraaid neer.

      13 juni

Slide 1 - Tekstslide

Programma

Start

Lesdoelen

De mooiste fout

Uitleg

Aan de slag

Afsluiting






Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel

In deze les ..


.. maak je kennis met lijn- en draaisymmetrie.

.. oefen je om zelf figuren met symmetrie te tekenen.

.. kun je symmetrie herkennen in figuren. 





Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide


De mooiste fout!
Maak een foto van opgave V4 uit je schrift.
Upload deze hieronder!

Slide 5 - Open vraag


De mooiste fout!
Maak een foto van opgave V6 uit je schrift.
Upload deze hieronder!

Slide 6 - Open vraag

11.2 Eigenschappen van driehoeken

Rechthoekige driehoek   


Heeft een rechte hoek 

              (rechte hoek)

            


A=90°

Slide 7 - Tekstslide

11.2 Eigenschappen van driehoeken

Gelijkbenige driehoek   


Twee gelijke zijden 

DF = EF

Twee gelijke hoeken 

              (basishoeken)

Lijnsymmetrisch

1 symmetrieas

D=E

Slide 8 - Tekstslide

11.2 Eigenschappen van driehoeken

Gelijkzijdige driehoek   


Alle zijden zijn even lang.

GH = HI = IG

Alle hoeken zijn even groot.

              

Lijn- en draaisymmetrisch

3 symmetrieassen, kleinste draaihoek = 120 graden

G=H=I=60°

Slide 9 - Tekstslide

13.1 Lijnsymmetrie
Een figuur is lijnsymmetrisch of spiegelsymmetrisch  als deze uit twee helften bestaat, die elkaars spiegelbeeld zijn.

De vouwlijn noemen we de symmetrieas.

Slide 10 - Tekstslide

13.2 Draaisymmetrie
Een figuur is draaisymmetrisch als je het rondom een draaipunt kunt draaien en het weer precies op zichzelf past.

De kleinste draaihoek moet altijd kleiner dan 180 graden zijn.

Slide 11 - Tekstslide

13.2 Draaisymmetrie
Een figuur is draaisymmetrisch als je het rondom een draaipunt kunt draaien en het weer precies op zichzelf past.

De kleinste draaihoek moet altijd kleiner dan 180 graden zijn.

Slide 12 - Tekstslide

13.2 Draaisymmetrie
Een figuur is draaisymmetrisch als je het rondom een draaipunt kunt draaien en het weer precies op zichzelf past.

De kleinste draaihoek moet altijd kleiner dan 180 graden zijn.
Voorbeeld: 
360 : 5 =72
Kleinste draaihoek = 72 graden

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag

Maak: paragraaf 13.1 en 13.2 voor komende dinsdag.

Kijk je werk goed na met een andere kleur en verbeter je fouten!






Je gaat rustig aan het werk!
Heb je een vraag? Lees je aantekeningen van zonet nog eens door en/of overleg op fluistertoon vóór je je vinger opsteekt. 

Slide 14 - Tekstslide


Afsluitende vraag
Maak een foto van opgave 4 uit je werkboek.

Slide 15 - Open vraag


Waar kan ik je nog bij helpen komende 3 weken?

Slide 16 - Open vraag