In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
T4.1 Organismen ordenen
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Kenmerken om organismen te ordenen
3 domeinen benomen
4 rijken kunnen benoemen
Celkern merken benoemen
Wanneer behoort een organismen tot 1 soort
Slide 2 - Tekstslide
Ordening
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Celkenmerken
Slide 6 - Tekstslide
Celkenmerken
Op basis van celkenmerken
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
soorten en rassen
Verschillende soorten.
Wel familie, geen vruchtbare nakomelingen
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Op basis van wat gaan we bij biologie alle organismen ordenen?
A
Hoe groot dieren zijn
B
Op kleur
C
Bepaalde kenmerken
D
leeftijd
Slide 16 - Quizvraag
Noem de 4 rijken
Slide 17 - Open vraag
De slang is een gewerveld dier. Tot welke KLASSE hoort deze?
A
Amfibieën
B
Reptielen
C
Vissen
D
Zoogdieren
Slide 18 - Quizvraag
Een hond geeft zijn jongen melk, net zoals bij mensen, koeien, katten, apen, varkens, muizen, tijgers, olifanten, geiten enzovoorts. Welke KLASSE behoren deze dieren?
A
Warmbloedigen
B
Landdieren
C
Zoogdieren
D
meercelligen
Slide 19 - Quizvraag
Welk RIJK heeft deze eigenschappen: geen bladgroen-geen celkern-wel een celwand