Thema 4 BS3 Voortplantingsstelsel vrouw

Het voortplantingsstelsel van een vrouw
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Het voortplantingsstelsel van een vrouw

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van de les kun je de onderdelen van het voortplantingsstelsel van de vrouw benoemen en ken je de functie van deze onderdelen.

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  1. Korte herhaling BS1 en BS2
  2. Uitleg BS3
  3. Oefenen met de onderdelen
  4. Leerdoelen invullen en leerdoelencheck maken
  5. Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Rondere lichaamsvorm en borsten
A
zijn primaire geslachtskenmerken
B
zijn secundaire geslachtskenmerken

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn de primaire geslachtskenmerken van vrouwen?

Slide 5 - Open vraag

Welk onderdeel is aangegeven met nummer 1?
A
Prostaat
B
Zaadleider
C
Urinebuis
D
Teelbal

Slide 6 - Quizvraag

Welk onderdeel is aangegeven met nummer 8?
A
Prostaat
B
Zaadleider
C
Balzak
D
Teelbal

Slide 7 - Quizvraag

Welk onderdeel is aangegeven met nummer 5?
A
Zwellichaam
B
Penis
C
Zaadblaasje
D
Urinebuis

Slide 8 - Quizvraag

Waar worden de zaadcellen bij de man gevormd?
A
In de penis
B
In de prostaat
C
In de teelballen
D
In de zaadblaasjes

Slide 9 - Quizvraag

Een balzak is een huidplooi waarin teelballen en bijballen liggen. De temperatuur is ....................dan in de buikholte. Dit is gunstig voor de ontwikkeling van spermacellen.
A
hoger
B
lager
C
zelfde

Slide 10 - Quizvraag

Welke onderdelen van het voortplantingsstelsel van de vrouw ken je al?

Slide 11 - Woordweb

  • Eierstokken: hier ontwikkelen de eicellen zich (1 per 4 weken)
  • Eileiders: vervoeren de eicellen naar de baarmoeder. De bevruchting vindt hier plaats
  • Baarmoeder: spieren die met slijmvlies bedekt worden. Hier vindt de innesteling plaats en de ontwikkeling van de embryo.
Voortplantingsstelsel van de vrouw. De meeste voortplantingsorganen liggen in de onderbuik
Voortplantingsstelsel van de vrouw.
De meeste voortplantingsorganen liggen in de onderbuik. 

Slide 12 - Tekstslide

Voortplantingsstelsel vrouw
  • Vagina: hierin komt het sperma tijdens de geslachtsgemeenschap.
  • Kleine schaamlippen: produceren slijm d.m.v. klieren (nat worden)
  • Grote schaamlippen: veiligheid
  • Clitoris: zorgt voor seksuele prikkeling (orgasme). Er komen hier veel zenuwen samen
  • Maagdenvlies: weefsel met opening aan het begin van de vagina

Slide 13 - Tekstslide

ovulatie/eisprong

Slide 14 - Tekstslide

Ovulatie = eisprong

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Begrippen
  • Bevruchting (en waar dit plaatsvindt): de kernen van een eicel en zaadcel versmelten. Dit gebeurt in de eileiders
  • Ovulatie: eisprong. Er komt een eicel vrij (gebeurt 1 keer per maand)
  • Innesteling (en waar dit plaatsvindt): het klompje cellen zet zich vast in het slijmvlies van de baarmoeder.
  • Overgang: er komen geen eicellen meer tot ontwikkeling (eicellen zijn op)

Slide 17 - Tekstslide

5 minuten om de onderdelen te leren of te oefenen

Leren? --> Gebruik afb. 17 en 23 
                  (blz. 144 en 146)

Oefenen? --> biologiepagina.nl
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

Welk onderdeel wordt aangegeven met nummer 2?
A
eierstok
B
urineblaas
C
zaadleider
D
eileider

Slide 19 - Quizvraag

Welk onderdeel wordt aangegeven met nummer 3?
A
eierstok
B
urineblaas
C
zaadleider
D
eileider

Slide 20 - Quizvraag

Welk onderdeel wordt aangegeven met nummer 5?
A
Vagina
B
Eierstok
C
Eileider
D
Urineblaas

Slide 21 - Quizvraag


Nummer 10 speelt
een rol bij
A
de innesteling
B
de bevruchting
C
het vrijkomen van een eicel
D
de opvang van urine

Slide 22 - Quizvraag

Waarin liggen de eicellen?
A
Eierstokken
B
Baarmoeder
C
Eileider
D
Vagina

Slide 23 - Quizvraag

Wanneer spreken we
van het woord bevruchting?
A
Bij een bolletje cellen
B
Bij een eisprong
C
Tijdens een ovulatie
D
Bij het samensmelten van de kernen

Slide 24 - Quizvraag

De rest van de les
  1. Invullen leerdoelen BS3
  2. Maak de leerdoelencheck en zet de score in je voortgangsdocument
  •  Minder dan 7 goed? --> maak opdr. 9 t/m 11
  • 7-11 goed? --> maak opdr. 11
  • 12 goed? invullen leerdoelen BS4

Slide 25 - Tekstslide