ARGO 2 grammatica 2.2 genitivus

Naamval en functie: genitivus
Grammatica 2.1
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Naamval en functie: genitivus
Grammatica 2.1

Slide 1 - Tekstslide

Na deze lessonup:
- heb je de functies van de nominativus en accusativus herhaald

- ken je de functies van de genitivus

- weet je op welke plek in de Griekse zin een bijvoeglijke bepaling kan staan

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling:
De nominativus is:
A
alleen onderwerp
B
onderwerp en lijdend voorwerp
C
onderwerp en naamwoordelijk deel
D
onderwerp en na een voorzetsel

Slide 3 - Quizvraag

Herhaling:
De accusativus is:
A
lijdend voorwerp
B
onderwerp en lijdend voorwerp
C
lijdend voorwerp en naamwoordelijk deel
D
lijdend voorwerp en na een voorzetsel

Slide 4 - Quizvraag

naamval => functie in de zin 

Grieks heeft vier naamvallen:
Nominativus = onderwerp of nw deel gezegde
Accusativus = lijdend voorwerp of na voorzetsel + acc

Slide 5 - Tekstslide

Dus: rijtjes zijn belangrijk
want dan weet je welke functie een woord in de zin heeft!
Oefenen!

Slide 6 - Tekstslide

Sleep de vormen naar de juiste naamval
nom ev
gen ev
dat ev
acc ev
nom mv
gen mv
dat mv
acc mv
μαχη
μαχης
μαχῃ
μαχην
μαχαι
μαχων
μαχαις
μαχας

Slide 7 - Sleepvraag

Sleep de vormen naar de juiste naamval
nom ev
gen ev
dat ev
acc ev
nom mv
gen mv
dat mv
acc mv
θεον
θεου
θεοι
θεων
θεοις
θεῳ
θεος
θεους

Slide 8 - Sleepvraag

Sleep de vormen naar de juiste naamval
nom ev
gen ev
dat ev
acc ev
nom mv
gen mv
dat mv
acc mv
παιδων
παιδι
παιδας
παιδες
παισιν
παιδος
παιδα
παις

Slide 9 - Sleepvraag

Genitivus
nieuwe naamval!
Hoofdfunctie: bijvoeglijke bepaling
Ook mogelijk: na voorzetsel + gen
Of: na werkwoord + gen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
- zegt iets over zelfstandig naamwoord
bijvoorbeeld: 
van wie/wat het is: de stoomboot van Sinterklaas
waar het uit bestaat: een hoedje van papier
waar het deel van uitmaakt: een deel van het boek
heel vaak kun je dit vertalen met 'van ...'

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld in het Grieks
ἀδελφός τῆς κόρης 
vertaling: een broer van het meisje

Slide 13 - Tekstslide

De plek van de bijv. bepaling
Voor of na het naamwoord waar het bijhoort als dat geen lidwoord heeft:
ἀδελφός τῆς κόρης een broer van het meisje
τῆς κόρης ἀδελφός een broer van het meisje
Tussen lidwoord en naamwoord waar het bijhoort. 
τῆς κόρης ἀδελφός de broer van het meisje

Slide 14 - Tekstslide

Genitivus na voorzetsel + gen
Sommige voorzetsels hebben niet + acc., maar + gen.

Voorbeelden: ἐγγύς, διά (δι᾽), ἐκ (ἐξ)
ἐγγύς του θεού
 διά της πετρας
 ἐκ των δενδρων

Slide 15 - Tekstslide

Genitivus na werkwoord + gen
Na sommige werkwoorden komt als lijdend voorwerp niet een accusativus maar een genitivus.
In de woordenlijst staat na zo'n werkwoord altijd + gen.
Voorbeelden: ἄρχω, ἀκούω
ἄρχω των θεων ik heers over de goden
ἀκούω των θεων ik hoor de goden
(ἀκούω soms ook met de acc... die eet van twee walletjes mee)

Slide 16 - Tekstslide

Hoe kan de genitivus NIET worden gebruikt in een zin?
A
Als bijv. bepaling -bezit
B
Als bijw. bepaling na een voorzetsel
C
Als naamwoordelijk deel v/h gezegde
D
Als aanvulling bij een werkwoord

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Sleep alle woorden die in de genitivus staan naar het vakje 'genitivus' toe
Genitivus
Ἀθηνα
θεου
θυγατηρ
ἐστιν

Slide 19 - Sleepvraag

Ἡ Ἀθηνα ἡ θεου θυγατηρ ἐστιν
Wat is de functie van de genitivus in deze zin?
A
bijvoeglijke bepaling
B
aanvulling bij vz
C
aanvulling bij ww

Slide 20 - Quizvraag

Vertaal de zin:
Ἡ Ἀθηνα ἡ θεου θυγατηρ ἐστιν

Slide 21 - Open vraag

Sleep alle woorden die in de genitivus staan naar het vakje 'genitivus' toe
Genitivus
Ζευς
την
Ἀθηναν
ἐκ
της
κεφαλης
τικτει

Slide 22 - Sleepvraag

Ὁ Ζευς την Άθηναν ἐκ της κεφαλης τικτει

Wat is de functie van de genitivus in deze zin?
A
bijvoeglijke bepaling
B
aanvulling bij vz
C
aanvulling bij ww

Slide 23 - Quizvraag

Een bijv. bepaling kan in het Grieks staan:
A
voor het lidwoordloze naamwoord
B
na het lidwoordloze naamwoord
C
tussen lidwoord en naamwoord in
D
A B en C zijn goed

Slide 24 - Quizvraag

Wat wil je nog vragen over de genitivus?

Slide 25 - Open vraag