2KGT AK Hfst 4.1, 4.2

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

wat is draagkracht?
A
hoeveelheid kilo's wat de mens dragen
B
kracht die je nodig hebt om iets de dragen
C
het vermogen van de aarde om alle mensen te laten leven
D
een superkracht

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

timer
1:00
fossiele brandstoffen 
grondstoffen 

Slide 4 - Sleepvraag

Wat zijn geen fossiele brandstoffen
A
Wind
B
Olie
C
Aardgas
D
Zon

Slide 5 - Quizvraag

Fossiele brandstoffen kunnen opraken?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Ecologische voetafdruk
Voedselafdruk
Waterafdruk

Slide 9 - Sleepvraag

Hoe meer welvaart, hoe groter de ecologische voetafdruk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Noem de twee redenen waardoor de voedselafdruk groeit en leg ze uit.

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Duurzaam is:
A
Voor korte tijd
B
Voor altijd
C
Voor lange tijd

Slide 14 - Quizvraag

Duurzame energiebronnen
windenergie
Biomassa
Zonne-energie

Slide 15 - Sleepvraag

Duurzaam
Niet duurzaam
Recyclen
Luchtvervuiling
uitputting van grondstoffen
Cradle-to-cradle
Bodemverontreiniging
Dichterbij huis produceren

Slide 16 - Sleepvraag

Slide 17 - Tekstslide

Duurzaam eten
Kunstmest bestaat uit stikstof en fosfaat. Fosfaat is een grondstof die ooit zal opraken.  We kunnen met biotechnologie ervoor zorgen dat sommige groentesoorten minder kunstmest nodig hebben of geen plantenziekten krijgen. 


Een wetenschapper die de eigenschappen van basilicum aanpast.

Slide 18 - Tekstslide

Welk woord past het beste bij de zin: De boer gebruikt speciale techniek om zijn groente te verbouwen.
A
Biotechnologie
B
Biologische landbouw
C
Watervoetafdruk
D
Ecologische voetafdruk

Slide 19 - Quizvraag

Welke twee kenmerken horen bij biologische landbouw?

1. Stikstof en fosfaat worden als mest gebruikt.
2. De landbouwbedrijven gebruiken weinig ruimte.
3. Dieren hebben genoeg ruimte om rond te lopen.
4. Er zijn bijvoorbeeld varkensflats.
5. De producten hebben een grote ecologische voetafdruk.
6. Er worden weinig bestrijdingsmiddelen gebruikt.
A
1 en 6
B
3 en 6
C
2 en 5
D
4 en 5

Slide 20 - Quizvraag

Welk plaatje past NIET bij biologische landbouw?
A
B
C
D

Slide 21 - Quizvraag

Wat past het best bij biologische landbouw?
A
Goed voor de planten zorgen.
B
Geen kunstmest of bestrijdingsmiddelen gebruiken.
C
Werken met tractoren.
D
Dieren de ruimte geven.

Slide 22 - Quizvraag

Hoe kun je de grootte van de ecologische voetafdruk van dit broodje het beste verkleinen?

Kies het juiste antwoord.
A
door te kiezen voor producten die in je omgeving zijn geproduceerd.
B
door te kiezen voor producten die in landen zijn geproduceerd waar veel duurzame energie wordt gebruikt.
C
door een restaurant te kiezen dat vlak bij je woonplaats ligt.
D
door te kiezen voor een restaurant dat alleen producten gebruikt die met een keurmerk zijn geproduceerd.

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Geef voorbeelden waarmee jij laat zien bewuster en duurzamer met je voedsel om te gaan.

Slide 25 - Open vraag