Kapitel 2: Voorzetsels & Persoonlijk voornaamwoord 3e naamval

• Duits
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1,2

Kapitel 1: Persoonlijke voornaamwoorden

Lesinhoud

Lesdoel

Je kunt de voorzetsels bij de 3e naamval opnoemen.

Je kent de vertaling van de voorzetsels van de 3e naamval.

Je kent de persoonlijke voornaamwoorden in de 3e naamval.

Je kunt het persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval vervoegen.

Benodigdheden

        Laptop

        Aantekeningenschrift

        Pen

        Grammatica overzicht

• aus
  

      bei

      mit

      nach

      seit

      von

      zu

    

Voorzetsels 3e naamval

^{Scan QR LessonUp} 

-

-

-

-

-

-

-

     

    

uit

bij

met

naar, na

sinds

van

naar

     

    

persoonlijke vnw. 

veranderen van vorm

plaatsen, landen

personen

Nederlands           1e naamval           3e naamval

Persoonlijke voornaamwoorden

ik         mij

jij         jou

hij       hem

zij        haar

het      -

wij       ons

jullie   -

zij        hen/hun

u         

ich

du

er

sie

es

wir

ihr

sie

Sie

mir

dir

ihm

ihr

ihm

uns

euch

ihnen

Ihnen

Sleep juiste vertaling naar de voorzetsels.

uit

bij

met

naar, na

sinds

van

naar

seit

bei

nach

von

mit

aus

zu

personen

plekken, plaatsen

Sleep juiste vertaling naar de persoonlijke vnw.

ik, mij

jij, jou

hij, hem

zij, haar

wij, ons

jullie

zij, hen/hun

u

het

uns

dir

ihr

euch

ihm

mir

Sie

sie

ich

du

er

ihr

wir

ihnen

Ihnen

es

Zet het persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval:
aus _____ (jou)

Zet het persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval:
seit _____ (u)

Zet het persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval:
Sie ist bei ______ (ons)

Zet het persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval:
Ihr geht zu ______ (mij)

Vertaal voorzetsel en vervoeg het persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval:
naar ons

Vertaal voorzetsel en vervoeg het persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval:
uit jou

Vertaal voorzetsel & zet het persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval:
Kann ich __________ (met jou) mitkommen?

Vertaal voorzetsel & zet het persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval:
Kannst du das ______ (bij u) lassen?