In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welkom!
Eerst lees je 15 minuten.
C1 bespreken,
Lesson Up C2,
aan de slag met C2 opdracht 1-8
Lesson Up afmaken.
Nieuws kijken
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Leg uit wat een morfeem is aan de hand van een voorbeeld
Slide 3 - Open vraag
Noem een woord met twee affixen en leg uit wat de affixen voor betekenis hebben.
Slide 4 - Open vraag
bouwstenen en stijlfiguren
Doel: (herhaling)
Je weet wat een morfeem en een affix is.
Doel: (nieuw) je kan de verschillende stijlfiguren herkennen en benoemen.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
"Ik kwam, ik zag, ik overwon." - Julius Caesar.
A
anafoor
B
metafoor
C
repetitio
D
tricolon
Slide 10 - Quizvraag
Tijdens het zomerkamp was het macaroni en nog eens macaroni wat we te eten kregen.
A
anafoor
B
repetitio
C
tautologie
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Climax of anticlimax 9. De klok telde af... drie... twee... een... Er gebeurde niets.
A
Climax
B
Anticlimax
Slide 14 - Quizvraag
Climax of anticlimax Fluisteren, praten, schreeuwen
A
Climax
B
Anticlimax
Slide 15 - Quizvraag
Het was een groots cadeau, nou ja, een groot cadeau, nou ja, een aardig cadeautje
A
repetitio
B
climax
C
anticlimax
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
ironie, sarcasme en cynisme kun je ook een opsomming noemen, maar van welke soort dan wel?
A
climax
B
anticlimax
C
parallellisme
D
drieslag
Slide 20 - Quizvraag
Rampen bedreigen het menselijk leven, knolraap en lof, schorseneren en prei Waar zijn geloof, hoop en liefde gebleven, knolraap en lof, schorseneren en prei * Welke stijlfiguur/ stijlfiguren herken je hier?
A
opsomming en herhaling
B
tegenstelling en herhaling
C
herhaling
D
tegenstelling en opsomming
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Schrijven' is de kunst van het schrappen.' Hierin herken je:
A
Antithese
B
Chiasme
C
Litotes
D
Paradox
Slide 25 - Quizvraag
In welke zin is er spraken van een antithese?
A
Ik heb voor goed geld slechte spullen.
B
Scheen er maar een beetje licht!
C
Doen is weten!
D
Dit is een lange, maar dunne plank.
Slide 26 - Quizvraag
Ik heb voor goed geld slechte spullen gekocht.
A
Paradox
B
Antithese
Slide 27 - Quizvraag
Er is één constante in het leven: dat alles voortdurend verandert.
A
Paradox
B
Antithese
Slide 28 - Quizvraag
Welk voorbeeld is een antithese?
A
dames en heren
jongens en meisjes
B
oud nieuws
C
de witte sneeuw
D
de smalle en de brede weg
Slide 29 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen antithese en paradox?
A
Bij antithese moet je er extra over nadenken
B
Er is geen verschil
C
Het lijkt niet eens op elkaar!
D
Bij paradox moet je er extra over nadenken
Slide 30 - Quizvraag
Antithese of paradox? Zo snel als een slak.
A
Antithese
B
Paradox
Slide 31 - Quizvraag
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Humor van mild naar scherp:
A
ironie- sarcasme- cynisme
B
ironie - cynisme - sarcasme
C
sarcasme - ironie - cynisme
D
cynisme - sarcasme - ironie
Slide 36 - Quizvraag
Welk stijlfiguur?
Je bent helemaal klaar voor het Eurovisiesongfestival.
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme
Slide 37 - Quizvraag
A
Ironisch
B
Sarcastisch
C
Cynisme
Slide 38 - Quizvraag
Jij stond zeker achteraan toen de intelligentie werd uitgedeeld
A
Ironie
B
Sarcasme
C
cynisme
Slide 39 - Quizvraag
Nu is het nog droog, maar straks krijgen we beslist regen.
A
antithese
B
paradox
C
retorische vraag
D
litotes
Slide 40 - Quizvraag
Wil je ziek worden?
A
tegenstelling
B
retorische vraag
C
overdrijving
D
tautologie
Slide 41 - Quizvraag
Het lijkt me geen slecht idee om die stijlfiguren goed te oefenen.
A
understatement
B
paradox
C
litotes
D
woordspeling
Slide 42 - Quizvraag
Ik heb goed geld voor slechte spullen betaald.
A
Personificatie
B
Antithese
C
litotes
D
Herhaling
Slide 43 - Quizvraag
Een leraar zei tegen de klas: 'Denken jullie nu echt dat ik het nog een keer ga uitleggen?'
A
Metafoor
B
Antithese
C
Vooropplaatsing
D
Retorische vraag
Slide 44 - Quizvraag
Aan de slag:
HC2 taalverzorging opdracht: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8
Kijk je werk na mbv de nakijkbladen in de jaarbijlagen.