Translatie

Translatie
Translatie
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologySecondary Education

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Translatie
Translatie

Slide 1 - Tekstslide

Stukje herhaling
 DNA bevind zich in de celkernen en is een soort van
het "kookboek" voor het lichaam. Elke cel krijgt het
zelfde kookboek mee, maar niet élke cel heeft
alle recepten nodig.


Slide 2 - Tekstslide

Stukje herhaling
Zo'n recept noemen we ook wel een gen, oftewel een locatie op het DNA.
Eén gen codeert voor één of meerdere eiwitten.

Denk maar aan variaties op een gerecht; 
beetje extra peper, en het is opeens iets anders!

Slide 3 - Tekstslide

Stukje herhaling
DNA kan echter de celkern niet uit.

En om zo'n recept te maken; moet het toch echt
naar de keuken.

De keuken is in dit geval de ribosomen, die buiten de celkern liggen.

Slide 4 - Tekstslide

Stukje herhaling
Dit wordt opgelost door een kopie van het 
desbetreffende recept te maken en dat naar
de ribosomen te sturen!

Zo'n kopie noemen we mRNA. (Messenger RNA)

Slide 5 - Tekstslide

Stukje herhaling
Het kopiëren van het DNA naar RNA noemen we
transcriptie


Slide 6 - Tekstslide

Transcriptie, kort:
  1. De waterstofbruggen van het DNA worden geopend; er ontstaat een bel.
  2. RNA-polymerase bindt aan de promotor en begint af te lezen van 3' -> 5' en creëert dus een mRNA strand van 5'->3'. T veranderd naar U.
  3. Onnodige stukken RNA worden verwijdert van de pre-mRNA streng door middel van een spliceosoom.
  4. Er is nu een volgroeide mRNA streng die door de celkern-poriën naar de Ribosomen kan.

Slide 7 - Tekstslide

Stukje herhaling
Het mogelijk maken om het recept te kunnen lezen noemen we genregulatie.

Het werkelijk máken van het gerecht noemen we genexpressie.

Slide 8 - Tekstslide

Translatie
Maar nu: 

het mRNA is in de ribosomen; hoe wordt het een eiwit.

Dat proces noemen we translatie.

Slide 9 - Tekstslide

Translatie
Translatie gebeurt dus in de Ribosomen, ribosomen bestaan uit 2 onderdelen: het grote en kleine ribosoomdeel.

Slide 10 - Tekstslide

Translatie
Het mRNA kan aan het kleine ribosoomdeel binden.
Het mRNA bevat een startcodon, dit zijn 3 stikstofbases (AUG) in het mRNA die aangeven dat het mRNA daar begint. 

Zodra dit bind, bind ook het grote ribosoomdeel aan de boven kant.

Slide 11 - Tekstslide

Translatie
Het grote ribosoomdeel bevat 3 bindingsplaatsen voor tRNA, namelijk A P en E (in die volgorde)


Slide 12 - Tekstslide

tRNA
wat was tRNA ook al weer? 
tRNA staat voor transfer-RNA en kan de losse aminozuren in het cytoplasma binden en naar de ribosomen brengen; onmisbaar dus voor de translatie.

Slide 13 - Tekstslide

tRNA
Maar hoe doet tRNA dat? (binas 71k2):
  1. alle tRNA's hebben aan één uiteinde een bindingsplek voor één specifiek aminozuur. (ACC)
  2. alle tRNA's hebben ook in één van de lussen een anticodon
dat anticodon kan binden aan de complementaire code van het mRNA

Slide 14 - Tekstslide

tRNA
Dus het anticodon hier kan binden aan het mRNA codon (aflezen van 3' -> 5')
Anticodon: AAG
mRNA codon: UUC 



Slide 15 - Tekstslide

Translatie
Okay! 
Het mRNA is gebonden aan het kleine ribosoomdeel
het tRNA is gebonden aan het corresponderende 
aminozuur!
en nu?

Slide 16 - Tekstslide

Translatie
een 'vers' tRNA bindt aan plek A, die bindt aan het corresponderende codon daar.

Op dat moment laat het 'gebruikte' tRNA op plek E los. 

dan schuift éérst het grote deel 3 stikstofbases naar rechts, en dan het kleine deel.


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Translatie
tRNA maakt geen verschil tussen een start- of stopcodon; ook hier wordt een aminozuur aangebonden.

bij het stopcodon wordt er echter een speciaal eiwit gevormd wat ook wel de "release factors" genoemd worden. Deze zorgen ervoor dat de aminozuur keten loslaat. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video