6/7: setting/sfeer/perspectief/tijdsprong/spanning

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Welkom!

Neem blz. 64 voor je. Jouw iPad blijft in je tas.

Setting en sfeer

Neem blz. 64 voor je. 

We lezen tekst 1 en maken opdracht 1

We lezen tekst 2 en maken opdracht 2

Lesdoelen

• Ik weet wat fictie en non-fictie is.
  
• Ik weet wat de setting van een verhaal is.
  
• Ik kan verschillende perspectieven herkennen.
  
• Ik weet wat er bedoeld wordt met inleven en meeleven.
  
• Ik kan de betekenis van woorden in een tekst ontdekken door woordraadstrategieën te gebruiken. 

fictie & non-fictie

• Verzonnen
  
• Vooral voor je plezier

          /                       \               

• Niet verzonnen
  
• Vooral om iets te weten te komen.

Fictie                   Non fictie

Realistisch	Onrealistisch
Zou echt kunnen gebeuren.	Zou niet echt kunnen gebeuren.

Perspectief

blz. 64

• ik-perspectief
• hij/zij- perspectief
• wisselend perspectief

Inleven of meeleven:

• Inleven: voorstellen hoe dit personage zich voelt
  
• Meeleven: je wilt dat het goed gaat met het personage
  

Klassikaal tekst 1 lezen.

Maken blz. 64 opdracht 1.

Je hebt 5 min.

Niet opschrijven, maar samen bespreken.

Tijd: blz. 69

Chronologisch verteld

verhaal dat verteld wordt zonder grote tijdsprongen

Niet - chronologisch

De gebeurtenissen worden in een andere volgorde verteld dan waarin ze zijn gebeurd.

Dan is er sprake van een flashback of een tijdsprong.

Is er in jouw boek sprake van een flashback of een tijdsprong?

Waarom doet een schrijver dit?

Tijdsprongen

• Een schrijver vertelt nooit alle gebeurtenissen van minuut tot minuut, dat zou heel saai zijn. 
• Vaak worden alleen de belangrijke momenten verteld. De schrijver maakt dan een tijdsprong. 
• Een tijdsprong kan kort of lang zijn (enkele uren, maar ook bijv. een jaar)

flash forward - flash back

Flashback: 

Is een terugblik in het verleden.

Flashforward: 

Verwijst naar iets wat nog te gebeuren staat.  Een blik in de toekomst.

LET OP: in beide gevallen wordt de chronologie van het verhaal onderbroken. 

Klassikaal tekst 1 lezen.

Maken blz. 69 opdracht 1.

Je hebt 5 min.

Niet opschrijven, maar samen bespreken.

Uitleg literatuuropdracht

Staat in Teams, ook de link naar het filmpje.

Beoordelingsmodel komt later. 

Inleveren volgende week woensdag. Uitgeprint in mapje of met nietjes! Te laat is puntaftrek.

Werk er de komende dagen aan. Maandag krijg je ook nog tijd. Woensdag vóór de les inleveren. Niet aanwezig of ziek is online inleveren en na de vakantie uitgeprint, zodat ik weet dat je het op tijd af had.

Wat weet je nog?

- fictie / non-fictie

- realistisch / fantasieverhaal

- personages 

- perspectief

- inleven / meeleven

Welkom!

Laat alles in jouw tas zitten. We gaan de toets inkijken.

Neem blz. 73 voor je. 

Lees de groene theorie.

Tekst 1 en opdracht 1. 

15 minuten.

Verder werken aan de literatuuropdracht.