hartslag en ademhaling

hartslag en ademhaling
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

hartslag en ademhaling

Slide 1 - Tekstslide

Observatie
  • Beschrijvende observatie (compleet beeld, subjectief)
  • Observatieschema (alleen de punten die zijn opgenomen, wel uitgebreid)
  • Beoordelingsschaal (scoren met een cijfer, subjectief)

Slide 2 - Tekstslide

Vitale functies
Ademhaling
Temperatuur
Circulatie (hartslag en bloeddruk)
Bewustzijn

Slide 3 - Tekstslide

De ademhaling
Zorgt voor zuurstof in ons bloed en voor de afvoer van kooldioxide. Als een persoon niet meer ademt zal de bloedcirculatie stoppen en de dood intreden.

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel ademhalingen
volwassenen
15 - 17 per minuut
tieners
12 - 20 per minuut
kinderen 2 - 12
20 - 30 per minuut
zuigelingen
30 - 50 per minuut

Slide 5 - Tekstslide

Diepte en gelijkmatigheid
De diepte is de hoeveelheid lucht die per keer wordt ingeademd. Een hoge frequentie (vaak ademhalen) beïnvloed de diepte omdat de ademhaling oppervlakkiger wordt.

Gelijkmatig betekent dat iemand regelmatig ademhaalt. Kijk ook naar het ritme (pauzes tussen de ademhalingen). En luister naar het geluid. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Let op doe altijd alsof je iets anders observeert!

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Werking van het hart:
3 fasen van het hart

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

Wanneer je de hartslag telt, beoordeel je de hartslag tegelijkertijd op een aantal andere punten
Frequentie. De normale frequentie ligt bij volwassenen in rust tussen de 60 tot 100 slagen p/m.
Regelmaat. De hartslag moet regelmatig zijn. Dit betekent dat de slagen elkaar opvolgen met gelijke pauzes ertussen.
Vulling. De vulling is de hoeveelheid bloed die het hart per samentrekking in de slagaders perst. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een grote, normale en geringe vulling.
Gelijkmatigheid. De gelijkmatigheid betekent dat het hart bij elke samentrekking evenveel bloed rondpompt. De vulling is dan met elke slag gelijkmatig.
Spanning. De spanning is de druk in de vaten. Deze kun je alleen goed voelen bij een hele hoge of hele lage druk. Een hartslag die je niet goed kunt voelen, wijst op een lage bloeddruk. Een cliënt die in shock dreigt te raken heeft bijvoorbeeld een moeilijk voelbare hartslag, door de lage druk in de vaten.

Slide 18 - Tekstslide

Hartslag
De hartslag verschilt per persoon en per situatie. Het hart past zich continu aan. In rust of tijdens de slaap is de hartslag laag. Bij inspanning gaat de hartslag omhoog. Hoe zwaarder de inspanning, hoe hoger de hartslag. Kinderen en zuigelingen hebben een snellere hartslag dan volwassenen. In de onderstaande tabel zie je de normaalwaarden per leeftijd. Hoe jonger het kind, hoe sneller de hartfrequentie. (vergelijk altijd met eerder gemeten waardes)
< 1 jaar 110-160
1-2 jaar 100-150
2-5 jaar 95-140
5-12 jaar 80-120
> 12 jaar 60-100

Afwijkingen in bovenstaande punten kunnen wijzen op stoornissen van de pompfunctie van het hart of het hartritme of onderliggende ziekten. Vergelijk wat je meet altijd met eerdere metingen en meet ook de andere vitale functies.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk
H3 wet en regelgeving opdrachten maken
H4 de ademhaling en de hartslag

Slide 23 - Tekstslide