Hoofdstuk 10. Je verandert - Paragraaf 10.1 Opgroeien

Zet onderstaande begrippen in de juiste volgorde van jong naar oud:
schoolkind - volwassene - baby - puber - kleuter - adolescent - peuter - oudere
1 / 16
volgende
Slide 1: Open vraag
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Zet onderstaande begrippen in de juiste volgorde van jong naar oud:
schoolkind - volwassene - baby - puber - kleuter - adolescent - peuter - oudere

Slide 1 - Open vraag

Leerdoelen
- Je leert hoe je groeit;

- Je leert hoe je verandert tijdens je leven.

Slide 2 - Tekstslide

Levensfasen
Levensfasen zijn perioden in een mensenleven waarin je lichamelijk en geestelijk verandert.

De levensfasen zijn: 
- Baby (0-1,5 jaar)
- Peuter (1,5-4 jaar)
- Kleuter (4-6 jaar)
- Kind (6-12 jaar)
- Puber (12-17 jaar)
- Jongvolwassene (17-21 jaar)
- Volwassene (21-60 jaar) 
- Oudere (60 jaar en ouder)

Slide 3 - Tekstslide

Veranderingen door hormonen
Hormonen zijn regelstoffen in je lichaam; ze worden gemaakt door hormoonklieren.

Hormonen komen via het bloed in alle organen.

Bepaalde organen reageren op een hormoon in het bloed.


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Groei
De hypofyse maakt groeihormoon.

Het groeihormoon regelt celdeling en celgroei in je botten. Hierdoor word je langer.

Tijdens de puberteit maakt de hypofyse extra veel groeihormoon. Daardoor ontstaat de groeispurt.

Aan het eind van de puberteit verkalken de groeischijven. Dan stopt de groei.

Slide 6 - Tekstslide

Groeischijven 
In de uiteinden van lange botten zitten groeischijven van kraakbeen

In de groeischijven delen de cellen zich, waardoor de botten langer worden.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Mannen vs. Vrouwen
Mannen zijn langer dan vrouwen, doordat:
  1. De groeispurt bij jongens later begint. 
  2. De groei tijdens de groeispurt sneller gaat. 
  3. De groeispurt langer duurt.

Groeien = Het langer en zwaarder worden van een organisme.

Ontwikkeling = Verandering in de bouw van een organisme.

Slide 9 - Tekstslide

Aan het werk
Hoofdstuk 10. Je verandert
Paragraaf 10.1 Opgroeien
Maken opdracht 1 t/m 19 

BEN JE KLAAR?
Samenvatten paragraaf 10.1of www.biologiepagina.nl 
(maak een begrippenlijstje of ga oefenen)
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

Wat is ontwikkeling?
A
Het groter en zwaarder worden van een organisme
B
Een groeispurt
C
Een vlinder
D
Verandering in de bouw van een organisme

Slide 11 - Quizvraag

Hoort het bij lichamelijke of geestelijke ontwikkeling?

De baby herkent zijn oma.
A
geestelijk
B
lichamelijk

Slide 12 - Quizvraag

Veranderingen in de bouw van een organisme noem je:
A
kieming
B
ontwikkeling
C
aanpassing
D
wijziging

Slide 13 - Quizvraag

Wat is jouw volgende levensfase?
A
kind
B
adolescent
C
puber

Slide 14 - Quizvraag

In welke levensfase leer je lezen, schrijven en rekenen?
A
peuter
B
kleuter
C
schoolkind
D
puber

Slide 15 - Quizvraag

Wat hoort bij geestelijke ontwikkeling?
A
gevoelsleven
B
groeien
C
levenscyclus
D
metamorfose

Slide 16 - Quizvraag