Leesvaardigheid H4

Welkom!
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • 10 minuten in stilte lezen.
  • Huiswerk nakijken.
  • Gatentekst nakijken.
  • Quiz! 

Slide 2 - Tekstslide

We starten met 10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide


Welke manier van lezen gebruik je?
Je trekt een tijdschrift uit de stapel en bladert het …… door.

A
oriënterend
B
globaal
C
intentief
D
kritisch

Slide 4 - Quizvraag

opiniëren/beschouwen:
de schrijver wil de lezer
A
zijn mening over laten nemen
B
aan het denken zetten

Slide 5 - Quizvraag

Wat voor tekstverband geeft het signaalwoord 'omdat' aan?
A
tegenstellend
B
redengevend
C
oorzakelijk
D
chronologisch

Slide 6 - Quizvraag

Wat voor tekstverband geeft het signaalwoord 'waardoor' aan?
A
tegenstellend
B
redengevend
C
oorzakelijk
D
chronologisch

Slide 7 - Quizvraag

Hoe vind je het onderwerp van een tekst?
A
Lees titel, inleiding en slot
B
Lees titel, tussenkopjes en kijk plaatjes
C
Lees de hele tekst
D
Lees titel, inleiding, middenstuk en slot

Slide 8 - Quizvraag

Aan welke signaalwoorden kun je standpunten herkennen?
A
Overigens
B
Waardoor
C
Dus
D
Want

Slide 9 - Quizvraag

Wat voor tekstverband geeft het signaalwoord 'maar' aan?
A
tegenstellend
B
redengevend
C
oorzakelijk
D
chronologisch

Slide 10 - Quizvraag

Wat voor tekstverband geeft het signaalwoord 'daardoor' aan?
A
tegenstellend
B
redengevend
C
oorzakelijk
D
chronologisch

Slide 11 - Quizvraag

Fraudeurs hebben de website van Dixons nagemaakt [en] hebben tienduizenden advertenties voor grote kortingen op Markplaats gezet, meldt de technologiewebsite Tweakers.
'en' is een
A
voorbeeldgevend signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
samenvattend signaalwoord

Slide 12 - Quizvraag

Wat voor tekstverband geeft het signaalwoord 'daarom' aan?
A
tegenstellend
B
redengevend
C
oorzakelijk
D
chronologisch

Slide 13 - Quizvraag

Te mooi om waar te zijn, [want] op het moment dat mensen bestellen, kunnen zij alleen betalen via een bankoverschrijving naar een Nederlandse ING-rekening.

'want' is een
A
redengevend signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
oorzakelijk signaalwoord

Slide 14 - Quizvraag

Ook wordt er geen beveiligde verbinding gebruikt tijdens het bestellen.

'Ook' is een
A
redengevend signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
oorzakelijk signaalwoord

Slide 15 - Quizvraag

Het bestelproces wijkt dus af van de echte procedure van de Dixons-site, maar oogt desondanks geloofwaardig.

'maar' is een
A
redengevend signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
oorzakelijk signaalwoord

Slide 16 - Quizvraag

Het bestelproces wijkt dus af van de echte procedure van de Dixons-site, maar oogt desondanks geloofwaardig.

'desondanks' is een
A
redengevend signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
oorzakelijk signaalwoord

Slide 17 - Quizvraag

Zo werd een iPhone 6 aangeboden voor 400 euro, in plaats van de gebruikelijke 600 tot 700 euro.

'zo' is een
A
voorbeeldgevend signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
toelichtend signaalwoord

Slide 18 - Quizvraag

Zo werd een iPhone 6 aangeboden voor 400 euro, [in plaats van] de gebruikelijke 600 tot 700 euro.

'in plaats van' is een
A
voorbeeldgevend signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
toelichtend signaalwoord

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van een beschouwing?
A
amuseren
B
informeren
C
opiniëren (mening geven)
D
activeren

Slide 20 - Quizvraag

Wat is geen manier om de inleiding aantrekkelijk te maken?
A
naar een actuele gebeurtenis verwijzen
B
de voorgeschiedenis beschrijven
C
beschrijven welke structuur de tekst heeft
D
het belang voor het publiek aangeven

Slide 21 - Quizvraag

Welke manier wordt hier gebruikt om een sterke eerste zin te maken?
'20% van de bovenbouwleerlingen zijn laaggeletterd en 16-jarigen lezen 50% minder dan twintig jaar geleden.'
A
schokkende cijfers
B
paradox
C
prikkelend citaat
D
raadselachtige opsomming

Slide 22 - Quizvraag

Welke manier wordt hier gebruikt om een sterke eerste zin te maken?
'11 jaar oud en nu al cum laude afgestudeerd: het lukte de Vlaamse Laurent.'
A
schokkende cijfers
B
paradox
C
prikkelend citaat
D
raadselachtige opsomming

Slide 23 - Quizvraag

Wat vind je in de inleiding van een tekst met probleem-oplossing structuur?
A
probleem
B
oorzaken en gevolgen
C
oplossingen
D
beste oplossing

Slide 24 - Quizvraag

Wat staat er in het slot van tekst met vraag-antwoordstructuur?
A
vraag
B
antwoord
C
tegenwerping
D
conclusie

Slide 25 - Quizvraag

Wat is hier de kernzin? 'Het is er vaak mooi weer, zelfs in de herfst. Je kan er lekker paella eten. Vaak is de kust ook vlakbij zodat je naar het strand kan. Spanje is een fijn vakantieland.'
A
Het is er vaak mooi weer, zelfs in de herfst.
B
Je kan er lekker paella eten.
C
Vaak is de kust ook vlakbij zodat je naar het strand kan.
D
Spanje is een fijn vakantieland.

Slide 26 - Quizvraag

Marktplaats heeft de verkoper inmiddels geblokkeerd, [maar] de nepsite is nog in de lucht.

'maar' is een...
A
voorbeeldgevend signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
samenvattend signaalwoord

Slide 27 - Quizvraag

Welke tekststructuur herken je hier?
'Na school lekker ontspannen is van alle tijden. Alleen: Vroeger lazen kinderen veel vaker na schooltijd en gingen ze wekelijks naar de bibliotheek om stapels boeken te lenen. Nu kiezen steeds meer leerlingen ervoor om zodra ze uit school komen op de iPad te spelen of te gamen op hun playstation.'
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
verleden-hedenstructuur
D
vraag-antwoordstructuur

Slide 28 - Quizvraag

'Hoewel' is een signaal van een
A
opsomming
B
tegenstelling/toegeving
C
vergelijking
D
samenvatting

Slide 29 - Quizvraag

'Kortom' is een signaal van een
A
opsomming
B
tegenstelling/toegeving
C
vergelijking
D
samenvatting

Slide 30 - Quizvraag

Woorden zoals 'oorzaak' die aangeven welke werking een alinea of tekstdeel heeft in de tekst noemen we
A
signaalwoorden
B
functiewoorden
C
werkwoorden
D
bijwoorden

Slide 31 - Quizvraag

Welke functie heeft dit tekstdeel?
'Hierboven heb ik verschillende argumenten gegeven waarom we moeten stoppen met zwemmen tussen de haaien. Dus: laat dat vooral aan professionals over.'
A
gevolg
B
conclusie
C
argument

Slide 32 - Quizvraag

De hoofdgedachte van een tekst is altijd een mededelende zin.
A
eens
B
oneens

Slide 33 - Quizvraag

Deze tekst
heeft een
A
informerende titel
B
motiverende titel

Slide 34 - Quizvraag

Is deze titel informerend of motiverend?

"Ex-verslaafde Marijn Machielsen beschrijft in tweede roman hoe een partydrug meer kapot maakt dan je lief is."

A
informerend
B
motiverend

Slide 35 - Quizvraag

Is deze titel informerend of motiverend?

De helletocht van een grenzeloze Bredanaar: een pilletje xtc veranderde zijn luxe leven in een hel.
A
informerend
B
motiverend

Slide 36 - Quizvraag

Hoe controleer jij of een tekst betrouwbaar is of niet?

Slide 37 - Open vraag

Tweakers zocht uit dat de site staat geregistreerd op een Spaanse naam en een Amerikaans adres in Miami, [maar] mogelijk heeft de oplichter valse gegevens opgegeven.

'maar' is een
A
voorbeeldgevend signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
toelichtend signaalwoord

Slide 38 - Quizvraag