recap unit 4

Welcome vwo 2
Telefoons in de bak?
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welcome vwo 2
Telefoons in de bak?

Slide 1 - Tekstslide

Today
Recap unit 4;
grammar
vocab

Slide 2 - Tekstslide

Book
Please open your book on the studyboxes unit 4

Slide 3 - Tekstslide

Present perfect vs past simple

Slide 4 - Woordweb

Past simple 
We gebruiken de past simple als we het hebben over feiten, gewoonten en regelmatigheden in het verleden.
- My mother gave my brother a hug yesterday (feit) 
--> past simple

Slide 5 - Tekstslide

Present perfect
We gebruiken de present perfect als de zin iets over het verleden zegt en ook nu nog bezig is of nu nog invloed heeft.
- We have lived in Rotterdam since 2002 (nu nog bezig) 
--> present perfect

Slide 6 - Tekstslide

Past simple
De basisregel voor het schrijven van de past simple is: 
schrijf -ed achter de stam.
to talk: I talked to Jim this morning.
to watch: We watched the match yesterday.
Behalve bij de irregular verbs!

Slide 7 - Tekstslide

Present perfect
De basisregel voor het schrijven van de present perfect is: 
have / has + voltooid deelwoord.
to play : I have played football for three years.
to see: I have seen this movie six times already.

Slide 8 - Tekstslide

Vuistregels
We gebruiken de past simple als we het hebben over feiten, gewoonten en regelmatigheden in het verleden.
- My mother gave my brother a hug yesterday (feit) 
--> past simple
Stam+ed behalve bij irregular verbs

We gebruiken de present perfect als de zin iets over het verleden zegt en ook nu nog bezig is of nu nog invloed heeft.
- We have lived in Rotterdam since 2002 (nu nog bezig) --> present perfect
have / has + voltooid deelwoord.

Slide 9 - Tekstslide

Past simple
present perfect
Sabina has baked a cake. 
Sabina baked a cake. 
I admired that singer. 
I have admired that singer.  

Slide 10 - Sleepvraag

1. He .......................... (to live) there for 2 years (nu woont hij er niet meer).
2. He ......................... (to live) there for 2 years (hij woont er nog steeds).
lived
has lived

Slide 11 - Sleepvraag

Bart (to play) football yesterday.

Slide 12 - Open vraag

They (to clean) the car. It looks brand new again.

Slide 13 - Open vraag

Last year we (to go) to England.

Slide 14 - Open vraag

John and Jane (to read) the book. Now they can watch the film.

Slide 15 - Open vraag

I (to meet) my friends two weeks ago.

Slide 16 - Open vraag

We (never to visit) another country before.

Slide 17 - Open vraag

He (to buy) a new bike in 2011.

Slide 18 - Open vraag

some/any

Slide 19 - Woordweb

Some/any
Als je iemand vraagt om sinaasappels voor je mee te nemen van de supermarkt, kun je zeggen: "Please bring 4 oranges". Je zou ook kunnen zeggen: "Please bring some oranges".

Als je some of any gebruikt ben je minder specifiek dan als je een hoeveelheid noemt. Daarom noemen we deze woorden onbepaalde voornaamwoorden (indefinit pronouns). Some en any betekenen hetzelfde: een aantal, enkele of wat. Maar wanneer gebruik je welk onbepaald voornaamwoord?

Slide 20 - Tekstslide

Some/any
De onbepaalde voornaamwoorden some en any gebruik je om iets aan te geven, maar minder specifiek dan het noemen van een hoeveelheid.

Zo kun je bijvoorbeeld een specifieke hoeveelheid noemen:
- They need to eat two sandwiches and three bananas.
- They need to a lot of sandwiches and bananas.
- They need to eat (a) few sandwiches and bananas.

Maar je kunt ook some of any gebruiken (minder specifiek):
- They need to eat some sandwiches and bananas.
- They don't need to eat any cucumbers.

Some en any betekenen hetzelfde: een aantal, een beetje, enkele of wat.

Slide 21 - Tekstslide

Maar wanneer gebruik je some en wanneer gebruik je any?


- Bij een bevestigende / neutrale zin gebruik je some: I have some cookies = Ik heb wat / een paar koekjes.

- Bij een ontkennende / negatieve zin gebruik je any: I don't have any cookies = Ik heb geen koekjes.

- Bij een vragende zin gebruik je any: Do you have any cookies left? = Heb je wat koekjes over?

Some en any betekenen hetzelfde: een aantal, een beetje, enkele of wat.

Slide 22 - Tekstslide

Some/any

De regel is dus als volgt:
some is voor bevestigende (+) zinnen
any is voor ontkennende (-) en vragende (?) zinnen

Slide 23 - Tekstslide

Uitzonderingen

De regel is dus als volgt:
some is voor bevestigende (+) zinnen
any is voor ontkennende (-) en vragende (?) zinnen

Slide 24 - Tekstslide

Uitzonderingen

1) Je gebruikt some in een vragende zin waarbij je JA als antwoord verwacht:
- Do you have any friends living in foreign countries? --> geen idee wat het antwoord is...
- Can I please have some water? (asking to a waiter) --> je verwacht JA als antwoord...
- Shouldn't you be doing some excersises today, Peter? --> je verwacht JA als antwoord...


Slide 25 - Tekstslide

Uitzonderingen

2) Je gebruikt some in een vragende zin waneer je iemand iets aanbiedt:
- Would you like to have some coffee? --> je biedt iemand koffie aan...
- Can I give you some biscuits next to your coffee? --> je biedt iemand koekjes aan...


Slide 26 - Tekstslide

Uitzonderingen

3) Je gebruikt any in een zin die niet ontkennend of niet vragend is als iets niet uitmaakt:
- Put on any song you like. I love all kinds of music! --> Maakt niet uit welk nummer je opzet...
- Give me any food you can find, I am just really hungry. --> Maakt niet uit welk voedsel...


Slide 27 - Tekstslide

In short
Wanneer gebruik je some en wanneer gebruik je any?
- some is voor bevestigende (+) zinnen
- any is voor ontkennende (-) en vragende (?) zinnen

Uitzonderingen zijn:
- Je gebruikt some in een vragende zin waarbij je JA als antwoord verwacht.
- Je gebruikt some in een vragende zin waarbij je iemand iets aanbiedt.
- Je gebruikt any in een zin die niet ontkennend of vragend is als iets niet uitmaak

Slide 28 - Tekstslide

We need ______ bananas.


A
some
B
any

Slide 29 - Quizvraag

They didn't sing _______ songs.

A
some
B
any

Slide 30 - Quizvraag

You can't buy _______ posters in this shop.

A
some
B
any

Slide 31 - Quizvraag

She always takes _______ sugar with her coffee
A
some
B
any

Slide 32 - Quizvraag

There are ________ apples on the table
A
some
B
any

Slide 33 - Quizvraag

Pam does not have _______ pencils on her desk
A
some
B
any

Slide 34 - Quizvraag

Would you like ________ more tea?
A
some
B
any

Slide 35 - Quizvraag

Past continuous

Slide 36 - Woordweb

Past continuous 
Wat is de past continuous?

Wil je aangeven dat je iets een tijdje deed, dan gebruik je de past continuous. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen:

- We waren aan het zingen, toen Patrick aankwam.
--> We were singing, when Patrick arrived.

- Ik was aan het slapen, terwijl mijn vriendin ons huis aan het opruimen was.
--> I was sleeping, while my girlfriend was cleaning our house.

Slide 37 - Tekstslide

Past continuous 
Je ziet dat je de past continuous goed kunt gebruiken als er een tweede zin bij staat die begint met when of while. Dit zijn beide signaalwoorden. Aan deze woorden kun je zien dat er iets gebeurde toen of terwijl er iets anders plaatsvond.

Het eerste deel van de zin staat dan vaak in de past continuous (iets dat aan het gebeuren was):

- We were singing, when ...
- I was sleeping, while ...

Slide 38 - Tekstslide

Past continuous 
en het tweede deel van de zin kan dan in de past simple staan (terwijl er tegelijkertijd een ander kort moment plaatsvond):

- ... when Patrick arrived.

We were singing, when Patrick arrived.

Slide 39 - Tekstslide

Past continuous 
of ook in de past continuous staan (terwijl er tegelijkertijd nog iets anders aan het gebeuren was):

- ... while my girlfriend was cleaning our house.

I was sleeping, while my girlfriend was cleaning our house.

Slide 40 - Tekstslide

Past continuous 
Actie wordt onderbroken
Lange actie past continuous, korte onderbrekende actie is past simple
We were singing, when Patrick arrived.

Actie zijn allebei even lang en vinden tegelijkertijd plaats, dus allebei past continuous
I was sleeping, while my girlfriend was cleaning our house.

Slide 41 - Tekstslide

Hoe maak je de past continuous? 

Om de past continuous te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig, namelijk een vervoeging van to be + werkwoord met -ing erachter.
   to be werkwoord-ing
Ik... I was playing
Jij... You were walking
Hij... He was studying
Zij... She was eating
Het... It was hurting
Wij... We were swimming
Jullie... You were driving
Zij... They were travelling

Slide 42 - Tekstslide

She (to play) hockey.


Slide 43 - Open vraag

They (to swim) in the pool.



Slide 44 - Open vraag

It (to rain)

Slide 45 - Open vraag

We (to sit) at the breakfast table when the doorbell (ring).

Slide 46 - Open vraag

He (to meet) a lot of friendly people while he (to work) in California.

Slide 47 - Open vraag

While the children (to sleep), their parents (to watch) TV.

Slide 48 - Open vraag

While Henry (to have) a drink at the bar, his wife (to swim) in the sea.

Slide 49 - Open vraag

Homework
Check your plenda
Next week test unit 4;
All words and expressions​
Irregular verbs 1-78​
Present Perfect vs Past Simple ​
Some/any ​
Possessive Pronouns ​
Past continuous 

Slide 50 - Tekstslide

Vocab and irregular verbs
Study the vocab and irregular verbs for 10 minutes and then we will do a vocab game

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Link