Goederenstroom H4 Voorraad

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
RetailMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe meer voorraad hoe beter
Eens
Oneens

Slide 2 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Voorraad 
  • Maakt handel mogelijk 
  • Inspelen op de wensen van de klant 
  • geen 'nee' verkoop 
  • voorraad kost geld 
  • Zoeken naar het optimum 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kosten van de voorraad 
Alle kosten die je maakt omdat je producten op voorraad hebt. 
  1. Rentekosten = geld dat je in de voorraad steekt 
  2. Ruimtekosten= kosten van het magazijn huur/koop/energie ook afschrijvingskosten. 
  3. Risicokosten = kwalitatief, kwantitatief en waarderisico 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afschrijvingskosten 
kosten voor de waardevermindering van het pand, deze vallen onder de ruimtekosten. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Totale voorraadkosten
Dit zijn eigenlijk de 3 R's bij elkaar opgeteld. 
Voorraadkosten = Ruimtekosten + Rentekosten + Risicokosten


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorraadkostenpercentage
Dit is de verhouding tussen de waarde van de voorraad en de kosten. Deze verhouding geef je weer in een percentage. 
Normaal gesproken tussen de 20-25%. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
3:00

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef aan onder welke kosten de volgende kosten vallen:
Ik heb te veel voorraad ingekocht, de producten zijn na een bepaalde tijd uit de mode
A
Rente
B
Ruimte
C
Risico
D
Hoort niet bij de voorraadkosten

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door welke drie kosten wordt de hoogte van de voorraadkosten bepaald?
A
Huur-, energie- en schoonmaakkosten.
B
Inkoop-, verkoop- en bestelkosten.
C
Ruimte-, rente- en risicokosten.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorraadniveaus
Minimumvoorraad: 
- levertijd overbruggen 
- 'nee' verkoop voorkomen 
- afwijkingen vraag opvangen
Maximumvoorraad: 
- maximum opslagruimte 
- max om 'nee' verkoop te voorkomen
Veiligheidsvoorraad: 
- Afwijkingen in de vraag opvangen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Technische voorraad:
Werkelijke/fysieke tastbare voorraad in de winkel aanwezig
Economische voorraad: 
- voorraad waarover je prijsrisico loopt. 
- hier valt ook pijplijnvoorraad onder dat zijn de voorinkopen. 



Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De technische voorraad is...
A
De voorraad die in het magazijn aanwezig is
B
De voorraad die in het computersysteem staat

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van bedrijf A is de administratieve voorraad €56.285
De technische voorraad is €52.236

Wat is het dervingspercentage?
A
89.85 %
B
7.75 %
C
7.19 %
D
92,81 %

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Soorten voorraad
  • Pijplijnvoorraad = besteld maar nog niet geleverd. 
  • Actievoorraad = extra voorraad voor een actie 
  • Seizoenvoorraad = bijvoorbeeld schaatsen in de winter 
  • Extra voorraad =  bijv. bij korting leverancier.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem eens 2 redenen voor een veiligheidsvoorraad?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

a. 84-18 + 26 = 94
b. 37.600
37.600-9500= 28.100

28.100
Hoe noem je de voorraad waar je prijsrisico over loopt?
A
Technische voorraad
B
Economische voorraad
C
Maximumvoorraad
D
Veiligheidsvoorraad

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je pijplijnvoorraad ook wel?
A
Extra voorraad
B
Voorverkopen
C
Actievoorraad
D
Voorinkopen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is voorraad inventariseren en waarom wordt dit gedaan?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Informatiesystemen
  • Systemen en toepassingen om gegevens te verzamelen, vastleggen, bewerken, analyseren en rapporteren.
  • In het vaak volledig geautomatiseerde informatiesysteem van de retailer vind je alle informatie over de goederenstroom, geldstroom en informatiestroom.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geautomatiseerd voorraadsysteem
voorraad bijboeken: binnengekomen voorraad in de administratie zetten.
voorraad afboeken: verwerken van de artikelen die van de voorraad afgaan. Verkopen en derving boek je af.
POS: Point of Sales= geavanceerd kassasysteem.
VMI: Vendor Managed Inventory: leverancier is verantwoordelijk voor de voorraad. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe werkt VMI?(vendor managed invetory)

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten
Voorbereiding: Mensen, middelen, moment.
Uitvoering: Nauwkeuring in vaak in 2-tallen tellen m.b.v. pda, tablet of barcodescanner. 
Controle: De tellingen worden gecontroleerd.
Verwerking: Is de administratieve voorraad gelijk aan de technische voorraad? Zo niet dan pas je de administratieve voorraad aan. 
Op orde brengen: Winkel weer in oude staat terug brengen. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor welke manier van inventariseren kies je?
Hangt af van verschillende factoren:
  • Integraal 
               - Regelmatig fouten in de voorraadadministratie
               - Veel onbekende derving
  • Steekproef
               - Kun je op vertrouwen als de administratieve voorraad meestal met de werkelijke
                  voorraad overeenkomt
  • Cyclisch
              - In korte tijd de hele voorraad tellen, maar het personeel niet te veel willen belasten
              

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke van onderstaande werkzaamheden hoort thuis in stap 1 van het inventarisatieplan (voorbereidingen treffen)?
A
Tellen van de voorraad
B
Controleren of de administratieve voorraad overeenkomt met de technische voorraad
C
Ruim alle artikelen op
D
Derving bespreken met je medewerkers

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een bouwmarkt per keer een verschillende productgroep of gangpad inventariseren is een voorbeeld van......
A
integraal inventariseren
B
cyclische inventarisatie
C
steekproefsgewijs inventariseren
D
alle antwoorden zijn fout

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Resultaten inventarisatie
  • De inventarisatie maakt duidelijk hoeveel de administratieve voorraad
     afwijkt van de werkelijke voorraad.
  • Het verschil is derving en probeer je zoveel mogelijk te voorkomen.
  • Het verschil tussen administratieve en werkelijke voorraad kun je uitdrukken in procenten = dervingspercentage.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De administratieve voorraad is € 580.000
De werkelijke voorraad is € 563.000
a. Wat is de derving?
b. Wat is het dervingspercentage?

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg oefenopgave derving
  • Derving is € 580.000 - € 563.000 = € 17.000
  • Dervingspercentage is € 17.000 : € 580.000 x 100 = 2,93%
  • Dit betekent dat je 2,93% van wat je aan waarde denkt te
     hebben (volgens de administratieve voorraad) niet hebt.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maakwerk 
Hoofdstuk 4 Opgave 1 t/m 29 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies