Crisis hoofdstuk 2

Crisis
Hoofdstuk 2

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Crisis
Hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide

Vragen??
hoofdstuk 1 crisis

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Begrippen: ruilen, waarde, geld, rente, arbeidsproductiviteit, transactiekosten
Rekenen met absolute voordelen/comperatieve voordelen
Liquiditeitspercentage berekenen

Slide 3 - Tekstslide


Zelfvoorziening
→ Uiteindelijk leidt dit tot (ruilhandel)
Is dit efficiënt?


Slide 4 - Tekstslide

  • Hoeveel brood is hoeveel Kilo rijst?

  • Directe ruil;
  •  → goederen/diensten tegen goederen/diensten

  • Nadelen?
  • Niet iedereen wilt jouw product
  • Ruilwaarde is lastig vast te stellen
  • Producten kunnen bederven


Slide 5 - Tekstslide

Arbeidsproces verdelen
Arbeidsdeling
Het opsplitsen van taken / arbeid

→ Dit betekent dat men zich kan gaan specialiseren op een activiteit

Voordeel?
Men doet waar hij goed in is



Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Transactiekosten
Alle inspanningen die je verricht voordat je ruilt noem je transactiekosten


  • Vergelijken van producten/prijzen
  • Is het product in een goede staat?
  • Wat zijn de alternatieven


Slide 8 - Tekstslide

Ontstaan van geld
  • Goudwaarde

  • Geld stond gelijk aan de waarde waarvan het materiaal gemaakt is→ intrinsieke waarde

  • Nominale waarde → hoeveelheid die op de munt staat



Slide 9 - Tekstslide

Inflatie
  • De stijging van de gemiddelde prijs per product.
  • Druk je uit in inflatiepercentage.

Slide 10 - Tekstslide

Hoe kunnen we tegenwoordig betalen?
  • Contant (chartaal geld)
  • Digitaal (giraal geld)

Slide 11 - Tekstslide

Functies van geld
  • Ruilmiddel
  • 1 scooter ruil ik tegen 2500 euro

  • Rekenmiddel
  • 1 scooter is 2500 euro

  • Spaarmiddel
  • ik spaar 2500 euro




Slide 12 - Tekstslide

Optimale verdeling
Een optimale verdeling is de beste verdeling binnen de gegeven mogelijkheden

Slide 13 - Tekstslide

Absoluut voordeel (2.12)
Een voordeel in een aantal benodigde uren per jaar

Voorbeeld:


Slide 14 - Tekstslide

Absoluut voordeel
Een voordeel in een aantal benodigde uren per jaar
Voorbeeld:

Slide 15 - Tekstslide

Relatief voordeel (2.13)
Relatief = procentueel



Slide 16 - Tekstslide

Comparatief voordeel

Marcel heeft bij koken een comparatief voordeel ten opzichte van de kinderen verzorgen. 

Slide 17 - Tekstslide

Functies van een bank
  • Banken beheren betaalrekeningen
  • Bij banken verstrekken kredieten ( je kunt geld lenen)
  • Bij banken kun je sparen voor een korte of langere periode

Slide 18 - Tekstslide

Rente
Rente is een vergoeding voor het beschikbaar stellen van geld

Rente ontvangen?

Rente betalen?

Slide 19 - Tekstslide

Vormen van krediet
Persoonlijke lening

Hypotheek

Slide 20 - Tekstslide

Liquiditeitspercentage

Slide 21 - Tekstslide

Liquiditeitspercentage
Laag liquiditeitspercentage:
- Weinig geld in kas -> Kan leiden tot tekorten (geen geld uit de pinautomaat) > banken crisis
- Veel geld om te investeren -> Hogere winsten voor de banken

Hoog liquiditeitspercentage:
- Veel geld in kas -> Er ontstaan niet snel tekorten
- Weinig geld om te investeren -> "Het geld ligt doelloos op de plank"

Slide 22 - Tekstslide

Gezamenlijk maken
2.4
arbeidsuren
heren
schoenen
laptop
Nederland
2
4
Vietnam
5
20

Slide 23 - Tekstslide

Maken in de les
2.6/2.11/2.12/2.13/2.18/2.22/2.31/2.33

Slide 24 - Tekstslide

Lesdoelen behaald?
Begrippen: ruilen, waarde, geld, rente, arbeidsproductiviteit, transactiekosten
Rekenen met absolute voordelen/comperatieve voordelen
Liquiditeitspercentage berekenen

Slide 25 - Tekstslide