3Hb 24 mei

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Welke 3 grammatica vormen herken je?
He has lived in Holland for two years, but he had lived in Spain before he moved here.


Slide 3 - Tekstslide

example
He has lived in Holland for two years, but he had lived in Spain before he moved here.

has lived= present perfect (have/has +VD)
had lived = past perfect (had+ VD)
moved = past simple (ww+ed)

Slide 4 - Tekstslide

Example
Jim ate at a restaurant at which John had eaten before, James has never eaten there.

ate = past simple (ww+ed)
had eaten = past perfect (had+ VD)
has never eaten= present perfect (have/has +VD)

Slide 5 - Tekstslide

Past simple
Wanneer? Actie in het verleden en is afgelopen

Slide 6 - Tekstslide

Past simple regular

+ (positief)     Werkwoord + ed

- (negatief)      didn't + werkwoord

? (vraag)      Did + werkwoord

Slide 7 - Tekstslide

Past simple irregular

Voorbeelden:

Take - took - taken

ride - rode - ridden


Slide 8 - Tekstslide

Present perfect
Wanneer? Actie in het verleden is begonnen en nu nog steeds effect heeft.

Slide 9 - Tekstslide

Present perfect

+ (positief)  Have/has + volt. deelw.

- (negatief)   Haven't/hasn't + volt. deelw.

? (vraag)     Have/has + volt. deelw.


3e rijtje dus belangrijk om te leren!

Slide 10 - Tekstslide

Past perfect

Wanneer? De eerste actie in het verleden.

 

Example: I had had a fight with my parents and after that we made up again.

Slide 11 - Tekstslide

Past perfect 

+ (positief)  had + volt. deelw.

- (negatief)   hadn't  + volt. deelw.

? (vraag)     Had + volt. deelw.


3e rijtje dus belangrijk om te leren!

Slide 12 - Tekstslide

Past Perfect
TIJD VOOR TIJD

Als je meerdere momenten in het verleden bespreekt. De past perfect gebruik je dan voor dat wat het langst geleden is en de past simple voor dat wat minder lang geleden heeft plaatsgevonden. 
 I had defeated my friend Jimmy  before his parent
 arrived.
Zoals in bovenstaande zin: I had defeated my friend Jimmy (het langst geleden = past perfect), before his parent arrived (minder lang geleden = past simple).

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

past simple & past perfect

Slide 15 - Tekstslide

past simple
present perfect
past perfect
ww+ -ed/ onregelmatig
has/have + voltooid deelw.
had + voltooid deelwoord
verleden gebeurd + geëindigd 
1. verleden begonnen, duurt nog steeds
2. verleden, wanneer precies onbekend/niet belangrijk
3. kortgeleden
dingen die gebeurd zijn vóór bepaald moment/andere gebeurtenis in verleden 
she called me
she has just called me
she had called me twenty times before I picked up

Slide 16 - Tekstslide

past simple/present perfect/past perfect
1. We ....................... (go) to Spain last summer.
2. Jenna .................... (live) there since she was young.
3. I ..................... (prepare) a meal for them before they arrived.

Slide 17 - Tekstslide

past simple/present perfect/past perfect
1. We .....went.... (go) to Spain last summer. (past simple)
2. Jenna .......has lived............. (live) there since she was young. (present perfect)
3. I .....had prepared................ (prepare) a meal for them before they arrived. (past perfect)

Slide 18 - Tekstslide

At 7 o'clock we ... (go) out.
A
go
B
went
C
goed

Slide 19 - Quizvraag

She ... (to be) in England for six months.
A
has been
B
was
C
had been
D
is

Slide 20 - Quizvraag

He ... (not/have) breakfast when he arrived.
A
had not had
B
did not have
C
had not have
D
has not had

Slide 21 - Quizvraag

... you ... (to have) dinner last night?
A
Have / had
B
Did / have
C
Do / had
D
Do / have

Slide 22 - Quizvraag

He ... (to arrive) from the airport at 8:00, ... (to check) into the hotel at 9:00, and ... (to meet) the others at 10:00.
A
arrives / checks/ meets
B
arrived / checked / meeted
C
had arrived / had checked / had met
D
arrived / checked / met

Slide 23 - Quizvraag

I think I ... (to see) him once before.
A
saw
B
had seen
C
had sawn
D
have seen

Slide 24 - Quizvraag

Fill in the correct verb form:
Before we went to bed, we (to drink) a cup a tea

Slide 25 - Open vraag

Fill in the right verb form:
We (to wait) for an hour, so I don't think he will show up.

Slide 26 - Open vraag

How well do you understand past simple, past perfect and present perfect?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll