2h - les 13 Formuleren H6 en Spelling VT/VD

Welkom
Nederlands
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
Mondeling Fictie
Ingeleverd?

Spelling
PV TT of VD
Formuleren
Verbanden tussen zinnen aanbrengen

Slide 2 - Tekstslide

Spelling H6
Doel: Je leert over de persoonsvorm tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord.

Welke werkwoordsvormen zijn niet correct? Leg uit wat er is misgegaan.
beantwoordt – beantwoord – beantwoort – verteld – verteldt – vertelt

Slide 3 - Tekstslide

Spelling H6
Soms klinken de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt) 2e en 3e persoon enkelvoud en het voltooid deelwoord (vd) van een werkwoord hetzelfde, maar schrijf je ze anders: verdient, besteedt (pvtt) en verdiend, besteed (vd).

 Dit speelt bij zwakke werkwoorden waarvan de letter voor de uitgang -en niet in ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p zit: verdienen, besteden.

Slide 4 - Tekstslide

Spelling H6
Zo spel je de persoonsvorm 2e en 3e persoon enkelvoud en het voltooid deelwoord correct
Zet de zin die je wilt maken, eerst in een andere tijd. Een persoonsvorm verandert dan (betaalt → betaalde; gelooft → geloofde), een voltooid deelwoord niet (is betaald, was betaald; heeft geloofd, had geloofd).

 

Bepaal daarna de juiste spelwijze:
– Spel een pvtt 2e en 3e persoon enkelvoud als ik-vorm + t (behalve als je/jij achter de pv staat):
Dean betaalt zijn rekeningen altijd meteen.
– Gebruik de pvvt om de laatste letter van een voltooid deelwoord te bepalen:
betalen → betaalde → Heb jij deze rekening al betaald?

Slide 5 - Tekstslide

Spelling H6
Soms klinken de persoonsvorm tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord (vd) van een werkwoord hetzelfde, maar schrijf je ze anders: verdient, besteedt (pvtt) en verdiend, besteed (vd).
 Dit speelt bij zwakke werkwoorden waarvan de letter voor de uitgang -en niet in ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p zit: verdienen, besteden.
Maken: 1~, 2, 2~, 3, 8
timer
25:00

Slide 6 - Tekstslide

Formuleren H6
Doel: Je leert over verbanden tussen zinnen.

Slide 7 - Tekstslide

Formuleren H6
Verbanden tussen zinnen aanbrengen

 
De zinnen van een alinea (en een tekst) houden verband met elkaar. Een tekst leest prettiger als de schrijver/spreker dat verband duidelijk aanbrengt.

Slide 8 - Tekstslide

Formuleren H6
door middel van verwijswoorden, die terugwijzen naar een woord of (een deel van) een zin. Er zijn verschillende soorten verwijswoorden:
– persoonlijke voornaamwoorden: hij, hem, zij, ze, haar, hen, hun;
– bezittelijke voornaamwoorden: zijn, haar, hun;
– aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden: deze, die, dit, dat;
– bijwoorden: er, daar, waar, toen, zo;
– waar + voorzetsel of voorzetsel + wie?: waar, waarmee, waarover, waarvoor enz., met wie, over wie, voor wie enz.

Slide 9 - Tekstslide

Formuleren H6
Door signaalwoorden te gebruiken.

Slide 10 - Tekstslide

Formuleren H6
Je kunt verbanden tussen zinnen aanbrengen door:
- verwijswoorden te gebruiken (hij, die, waarmee etc)
- signaalwoorden te gebruiken (ten eerste, want, dus, maar)

Maken: 1, 1, 2, 2, 7
timer
25:00

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk
Maken:
Spelling PVTT OF VD H6 opdracht 1, 1, 2, 2, 3, 8
Formuleren H6 opdracht 1, 1, 2, 2, 7

Slide 12 - Tekstslide