Formatieve toets Unit 5

Formative test - Unit 5
Lees eerst de opdrachten en ga dan pas aan het werk. Succes!
Te beantwoorden: 30 vragen
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Formative test - Unit 5
Lees eerst de opdrachten en ga dan pas aan het werk. Succes!
Te beantwoorden: 30 vragen

Slide 1 - Tekstslide

Words
Vertaal de volgende woorden. Succes!

Slide 2 - Tekstslide

mushroom

Slide 3 - Open vraag

butter

Slide 4 - Open vraag

surprise

Slide 5 - Open vraag

rice

Slide 6 - Open vraag

boiled

Slide 7 - Open vraag

kado

Slide 8 - Open vraag

worst

Slide 9 - Open vraag

eruitzien

Slide 10 - Open vraag

toevoegen

Slide 11 - Open vraag

walgelijk/vies

Slide 12 - Open vraag

Present simple
Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Denk aan:

1: hele werkwoord invullen
2: begint de zin met he/she/it? werkwoord+s
3: ontkennende zin: don't/doesn't + werkwoord

Vul alleen woorden in die ontbreken, geen hele zinnen dus!

Slide 13 - Tekstslide

+ She _____ there. (walk)

Slide 14 - Open vraag

? _____ she _____ to finish it? (want)

Slide 15 - Open vraag

- They _____ to do it (want)
(gebruik de afkorting!)

Slide 16 - Open vraag

+ We _____ a movie every weekend (watch)

Slide 17 - Open vraag

Gebiedende wijs
Maak de zinnen af in het Engels. Gebruik de gebiedende wijs.

 Let op ontkennend (-) of bevestigend (+)

Voorbeeld: + _________this!(take)   ->  Take this!
                        - __________late! (be)    ->   Don't be late!
Vul alleen woorden in die ontbreken, geen hele zinnen dus!

Slide 18 - Tekstslide

- __________ eat nuts. (eat)

Slide 19 - Open vraag

+ __________ your knife down. (put)

Slide 20 - Open vraag

+ __________ your dinner.(eat)

Slide 21 - Open vraag

- __________ add any salt into it.(add)

Slide 22 - Open vraag

Plural -Meervoud
Zet de woorden in het meervoud. 



Voorbeeld:  wish -> wishes
                         apple -> apples
                         baby -> babies

                       

Slide 23 - Tekstslide

table

Slide 24 - Open vraag

wife

Slide 25 - Open vraag

dress

Slide 26 - Open vraag

party

Slide 27 - Open vraag

kitchen

Slide 28 - Open vraag

this – that – these – those

Vul in.
Kies uit: this – that – these – those

Slide 29 - Tekstslide

_______ tennis player over there is very good.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 30 - Quizvraag

Can you see ___ present here?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 31 - Quizvraag

Do you prefer ______ biscuits here or those ones over there?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 32 - Quizvraag

Do you see ______ children over there?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 33 - Quizvraag

Korte antwoorden 

Schrijf korte antwoorden op. Kijk naar het voorbeeld.
Let op: + = ja; ‒ = nee.

  Voorbeeld:    Is she a nurse?  + Yes, she is.
                                                              –  No, she isn't. 


Slide 34 - Tekstslide

Have they got books? + ___________________

Slide 35 - Open vraag

Is there any time left? - ___________________

Slide 36 - Open vraag

Are they ready? + _____________

Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Tekstslide

Finished formative test? -> Choose at least 3 of the activities below:

Slide 39 - Tekstslide