werkwoordsspelling

Vorige week
Heb je een toets gemaakt over werkwoordspelling.
Is jouw score 58% of hoger (5,8 of hoger), dan maak je de opdracht over het schrijven van een zakelijke brief.
Is jouw score lager dan 58% (lager dan 5,8), dan krijg je instructie over het vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd.
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vorige week
Heb je een toets gemaakt over werkwoordspelling.
Is jouw score 58% of hoger (5,8 of hoger), dan maak je de opdracht over het schrijven van een zakelijke brief.
Is jouw score lager dan 58% (lager dan 5,8), dan krijg je instructie over het vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd.

Slide 1 - Tekstslide

Persoonsvorm 
tegenwoordige tijd

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm 
tegenwoordige tijd

Ik vorm
Ik vorm + T
Meervoud

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Een jongen ... (staren) voor zich uit.

Slide 8 - Open vraag

Persoonsvorm 
tegenwoordige tijd

Ik vorm
Ik vorm + T
Meervoud

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(draaien) Hij ... er altijd omheen.

Slide 10 - Open vraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Achmed ........... (vertellen) aan zijn moeder dat hij nooit meer vuurwerk zal afsteken.

Slide 11 - Open vraag

De ballon (belanden) in de boom.

Slide 12 - Open vraag

Ik (vinden) er niets aan.

Slide 13 - Open vraag

De kip (broeden) al 2 weken.

Slide 14 - Open vraag

(Houden) jij ook van nasi?

Slide 15 - Open vraag

Hij (schelden) iemand uit.

Slide 16 - Open vraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(bedoelen) Wat ... u daarmee?

Slide 17 - Open vraag


Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Video

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 20 - Tekstslide

De persoonsvorm verleden tijd (enkelvoud) van wachten is:

A
wachte
B
wachtte
C
wachten
D
wachtten

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Ik ______________ (pakken)
A
pakde
B
pakte

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Zij ______________ (rusten)
A
ruste
B
rustte

Slide 23 - Quizvraag

Persoonsvorm verleden tijd
A
Vorig jaar VERHUISDEN we naar Bergen op Zoom.
B
Vorig jaar VERHUISTEN we naar de Bergen op Zoom.

Slide 24 - Quizvraag

De persoonsvorm verleden tijd (meervoud) van lunchen is:

A
lunchte
B
lunchde
C
lunchten
D
lunchden

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Ik ______________ (bestellen)
A
bestelde
B
besteldde

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Hij ______________ (luisteren)
A
luisterde
B
luisterdde

Slide 27 - Quizvraag

Persoonsvorm verleden tijd
A
Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
B
Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis gisteren.

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm verleden tijd van 'triggeren'?
A
triggerte
B
getriggert
C
triggerde
D
triggert

Slide 29 - Quizvraag

De persoonsvorm verleden tijd (enkelvoud) van leven is:

A
leefte
B
leefde
C
leeften
D
leefden

Slide 30 - Quizvraag

Verleden tijd & voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
' T EX- KOFSCHIP of SEXY FOKSCHAAP
Regel van 't ex- kofschip: kijk naar de laatste letter van de stam. Als dat een x, t, k, f, s, ch of p is, schrijf je -te(n). Zo niet, -de(n) 

Vertellen - vertel - vertelde: de l zit niet in het kofschip, dus de vt is met een d, vb Zij heeft mij een geheim verteld
coachen - coach - coachte/heeft gecoacht: de h zit wel in het kofschip, dus de vt is met een  t, vb Zij heeft mij gecoacht
gebeuren - gebeur - is gebeurd: de r zit niet in het kofschip, dus de vt is met een d, vb Dat is gisteren gebeurd

Slide 31 - Tekstslide

Vroeger.... (schrobben) zij de vloer nog met water en groene zeep
A
schrobte
B
schrobde

Slide 32 - Quizvraag

Wij golf.... (golfen) gisteren een mooie wedstrijd
A
golften
B
golftten
C
golvden

Slide 33 - Quizvraag

Het .... (misten) zo erg dat wij de afslag ... (missen)
A
miste, misten
B
miste, mistten
C
mistte, misten
D
mistte, mistten

Slide 34 - Quizvraag

Hij ..... (wachten, vt) lang voordat hij de deur open ..... (doen)
A
wachte, deed
B
wachtte, deed

Slide 35 - Quizvraag

Vroeger ..... (lunchen) hij daar graag
A
lunchde
B
lunchtte
C
lunchte

Slide 36 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van drijven?
A
gedrijft
B
gedrijfd
C
gedreven
D
gedrijven

Slide 37 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van bedriegen?
A
bedriegd
B
bedriegt
C
bedroog
D
bedrogen

Slide 38 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van schrobben?
A
geschrobt
B
geschrobd
C
geschrobben

Slide 39 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van recyclen?
A
gerecycled
B
gerecyclet

Slide 40 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van sms'en?
A
ge-sms't
B
gesmst
C
ge-sms'd
D
gesmsd

Slide 41 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van deleten?
A
gedeleted
B
gedeletet
C
gedelet
D
gedeleet

Slide 42 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van varen?
A
gevaard
B
gevaren
C
gevoerd
D
gevoeren

Slide 43 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van faxen?
A
gefaxt
B
gefaxd
C
gefaxet
D
gefaxed

Slide 44 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van gebeuren?
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeuren

Slide 45 - Quizvraag