massacultuur voor SO

Massacultuur - herhaling voor SO3
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Kunst AlgemeenMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Massacultuur - herhaling voor SO3

Slide 1 - Tekstslide

Massacultuur gaat over de periode
A
1900-1950
B
1950-nu
C
2000-nu
D
1950-2000

Slide 2 - Quizvraag

Na WO II was er meer aandacht voor en invloed van de VS. Hoe kwam dat?
- Amerikanen hadden Europa bevrijd.
- Er kwam Marshall hulp om Europa weder op te bouwen.
- Er was meer geld in de VS; in Europa wederopbouw.
- Er waren veel kunstenaars uit Europa naar de VS gevlucht, daar bleven zij vernieuwen.
- Jazz en blues kregen ook in Europa belangstelling
- Filmindustrie in de VS: technische ontwikkelingen sneller

Slide 3 - Tekstslide

Na WO II was er meer aandacht voor en invloed van de VS. (Ipv Parijs werd New York het culturele centrum.) Hoe kwam dat?

Slide 4 - Open vraag

Geef drie kenmerken van massacultuur

Slide 5 - Open vraag

kenmerken massacultuur
Toegankelijk voor groot publiek door:
Laagdrempelig: - makkelijke verkrijgbaar / beschikbaar
                         - voor iedereen begrijpelijk, niet elitair
Commerciële motieven spelen vaak een rol.
Amusement is het doel.
(Uitgezonden op tv of beschikbaar via internet/massamedia)


Slide 6 - Tekstslide

Leg uit wat HOGE en LAGE kunst / cultuur
(high & low) betekenen.

Slide 7 - Open vraag

HOGE kunst    -van de elite 
Kunst (met de grote K) 
Achtergrondinformatie of opleiding nodig om te kunnen waarderen (je moet erbij nadenken, of ermee opgegroeid zijn)
Deel van de (kunst)historische traditie.
Gemaakt door professionals.
Is soms experimenteel.
                  Nu meestal niet meer te 


LAGE kunst - van/voor alle lagen van de bevoling.
Is toegankelijk, makkelijk te begrijpen en verkrijgbaar. 
Maakt deel uit van de amusements-industrie.  - Niet per se opleiding nodig, iedereen kan het maken en waarderen.
Commercieel, beantwoordt aan de smaak van het publiek.
 onderscheiden

Slide 8 - Tekstslide

Geef voorbeeld(en) van hoge, lage cultuur of mix ervan, noteer H/L/M

Slide 9 - Open vraag

Hollywoodfilm
filmhuis-film
 maker heeft iets te vertellen / boodschap
commercieel doel
ruim budget, uit op winst
klein budget, soms subsidie
publiek: groot bereik
publiek: kleiner bereik
 kleine productie
productie op grote schaal
verhaal is soms complex, zet tot nadenken aan
verhaal is makkelijk te volgen, vaak happy end
beantwoordt aan de smaak van het publiek
experimenteel

Slide 10 - Sleepvraag

Sinds wanneer hebben de mensen televisie?

Slide 11 - Open vraag

Waarom ontstaan er na 1950 subculturen, m.n. jeugdculturen?

Slide 12 - Open vraag

jeugdculturen konden ontstaan door
- Betere opleidingen maken de jeugd mondiger
- De jeugd krijgt meer vrije tijd. Het weekend ontstaat.
- De jeugd krijgt de beschikking over meer geld, waarmee ze eigen keuzes maken (en wordt zo een -trendsettende- markt)
- De behoefte om gelijkgestemden op te zoeken in een (te grote) globaliserende wereld. (Voorheen hoorde je bij jouw 'zuil')

Slide 13 - Tekstslide

waaraan zie je dat dit schilderij bij de stroming Cobra hoort?

Slide 14 - Open vraag

geen persoonlijk handschrift
Duidelijk eigen handschrift
traditionele materialen
voorstelling belangrijk
voorstelling onbelangrijk
Individuele expressie staat voorop
het is niet meer dan je ziet
Abstract Expressionisme
Pop Art

Slide 15 - Sleepvraag

engagement versus hedonisme
(geëngageerd -hedonistisch)

Slide 16 - Woordweb

één zanger, gitaar, strijkinstrumenten
meeste nadruk op het ritme
Bill Haley
Honey suckle rose
The Beatles
zangers en banjo
Country & western
rock & roll
britse pop

Slide 17 - Sleepvraag

wat is het motto van Post-Moderne architecten?

Slide 18 - Open vraag

Waaraan zie je dat het Groninger Museum Postmodern is? (4 aspecten)

Slide 19 - Open vraag