Formuleren 6V: herhalen Formuleerfouten 2

Formuleren
Stijlfouten
Formuleren
Stijlfouten
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Formuleren
Stijlfouten
Formuleren
Stijlfouten

Slide 1 - Tekstslide

overzicht:
1 dubbelop: 1.1 onjuiste herhaling, 1.2 tautologie, 1.3 pleonasme, 
                          1.4 contaminatie, 1.5 dubbele ontkenning
2 verwijzen: 2.1 onjuist verwijswoord, 2.2 onduidelijk verwijzen
3 incongruentie
4 dat/als-constructie
5 foutieve samentrekking
6 foutieve beknopte bijzin
7 onjuist begrenzen: 7.1 losstaand zinsgedeelte, 7.2 zinnen aan elkaar plakken
8 onjuiste inversie
9 geen symmetrie

Slide 2 - Tekstslide

Sinterklaas had een mijter op en een stuk of acht neuten. Dat zag ik meteen. (Toon Hermans)
A
losstaand zinsgedeelte
B
onjuiste beknopte bijzin
C
verwijsfout
D
foutieve samentrekking

Slide 3 - Quizvraag

De docent nam afscheid en werd bij het feest een prachtig cadeau aangeboden.
A
geen symmetrie
B
foutieve samentrekking
C
onjuiste inversie
D
goed

Slide 4 - Quizvraag

uitleg: foutieve samentrekking
Je mag alleen onderdelen samentrekken met dezelfde:
1. vorm (ev/mv) 
--> *Het hok werd opengemaakt en de dieren losgelaten. 
2. betekenis 
--> *Voer eendjes, geen oorlog.
3. grammaticale functie (ow/lv, wwg/nwg) 
-->  *Jan heeft Piet gisteren nog gezien en het cadeau gegeven.

Slide 5 - Tekstslide

Maar 20% van de aanwezigen stemden voor het nieuwe wetsvoorstel. Dat ging dus niet ingevoerd worden.
A
Contaminatie
B
Incongruentie
C
Foutieve beknopte bijzin
D
Pleonasme

Slide 6 - Quizvraag

uitleg: incongruentie
Het onderwerp en de persoonsvorm moeten met elkaar 'congrueren' (samenvallen). Als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm ook in het mv staan (en vice versa).

  • Die drugs(=mv) zijn sinds vijf jaar verboden.
  • De politie (=ev) staat altijd voor je klaar.
  • 30% van de mensen (=ev) heeft iets aan dat onderzoek.
  • Zowel Nieke, als Els  (=ev) heeft zin om naar huis te gaan.

Slide 7 - Tekstslide

Uit onderzoek blijkt dat als werknemers meer dan drie dagen per week thuiswerken, hun betrokkenheid bij het bedrijf afneemt.
A
Onjuiste inversie
B
Foutieve samentrekking
C
Foutieve beknopte bijzin
D
Foutieve dat/ als-constructie

Slide 8 - Quizvraag

uitleg: dat/als-constructie
Het is niet mooi als de woorden 'dat' en 'als/wanneer/indien' naast elkaar staan. Je kunt dit eenvoudig oplossen door de bijzin te verplaatsen.
1) zoek de 'als-zin' op
2) verplaats deze bijzin naar het einde van de zin (deel 2 wisselen met deel 3
     Ik weet zeker dat, als Petri een nieuwe telefoon krijgt, hij blij zal zijn.
                1                                                2                                                               3
--> Ik weet zeker dat Petri blij zal zijn als hij een nieuwe telefoon krijgt.
Let op: Controleer altijd of je verwijswoorden nog kloppen!

Slide 9 - Tekstslide

Hij leest al drie dagen zoveel mogelijk en zonder tegenzin in zijn boek, om het op tijd uit te hebben en omdat hij het verhaal erg goed vindt.
A
Geen symmetrie
B
Foutieve samentrekking
C
Onjuiste beknopte bijzin
D
Zinnen aan elkaar plakken

Slide 10 - Quizvraag

geen symmetrie
Als iets symmetrisch is, dan zijn de verschillende onderdelen gelijk. Dat geldt ook voor de taal: als je iets opsomt, moeten alle onderdelen van die opsomming op dezelfde manier geformuleerd worden.

Fouten in symmetrie:
  • getal (enkelvoud/meervoud) 
   *  Men is blij en ze zijn ook uitgelaten.
  • grammaticale constructie: bijzin, hoofdzin etc.
   * Hij wil  zakgeld om met geld om te leren gaan en omdat hij iets wil kopen.   

Slide 11 - Tekstslide

De oude bejaarde zat elke avond op hetzelfde bankje in het park te kijken naar de spelende kinderen en rennende mensen.
A
Tautologie
B
Geen symmetrie
C
Pleonasme
D
Verwijsfout

Slide 12 - Quizvraag

uitleg: tautologie/pleonasme
Tautologie: Er wordt twee keer hetzelfde gezegd met verschillende woorden van dezelfde woordsoort (synoniemen).
= bovendien/ook, maar/echter, zoals/bijvoorbeeld

Pleonasme: Een deel van de betekenis van een woord of woordgroep wordt nog eens door een ander woord uitgedrukt. Dat andere woord is (meestal) van een andere woordsoort.
= ronde cirkel, aanwezige bezoekers

Slide 13 - Tekstslide

Op zo'n partij, daar moet je ook niet op stemmen ook. Dan gaat het niet snel beter met Nederland.
A
Dubbele ontkenning
B
Onjuiste herhaling
C
Losstaand zinsgedeelte
D
Goed

Slide 14 - Quizvraag

uitleg: onjuiste herhaling
Bij een onjuiste herhaling wordt een voorzetsel (in, op, bij, van, door, met, etc.) ten onrechte herhaald in de zin. Dit is overbodig wanneer het voorzetsel twee keer genoemd wordt bij één woordgroep. Meestal staat er één voorzetsel vooraan in de zin.

  • In dat feest heb ik veel zin in. --> Ik heb veel zin in dat feest.
  • Met die jongen ga ik niet mee naar dat feest.

Slide 15 - Tekstslide

De vrouw behoorde tot een van de weinigen die deze route in de Andes al eens eerder had gelopen. Ze had daarom duidelijk meer vertrouwen in de goede afloop.
A
Pleonasme
B
Contaminatie
C
Foutieve samentrekking
D
Onjuiste inversie

Slide 16 - Quizvraag

uitleg: contaminatie
Twee woorden of uitdrukkingen worden verward en ten onrechte vermengd.

  • Tijdens de crisis komt er heel wat op je pad af. 
       Er komt iets op je af  of er komt iets op je pad
  • Ik  irriteer me mateloos aan zijn houding.
       Ik erger me aan zijn houding of zijn houding is irritant

Slide 17 - Tekstslide

Zijn baas had hem gisteren erg duidelijk gemaakt dat de uiterste limiet inmiddels wel verstreken was. Hij kon rekenen op ontslag.
A
Onjuiste beknopte bijzin
B
Foutieve samentrekking
C
Incongruentie
D
Pleonasme

Slide 18 - Quizvraag

Woest om zich heen maaiend met zijn armen, wist de politie de verwarde en boze man uiteindelijk tot bedaren te brengen.
A
Pleonasme
B
Tautologie
C
Onjuiste beknopte bijzin
D
Goed

Slide 19 - Quizvraag

uitleg: foutief beknopte bijzin
De beknopte bijzin is fout als het samengetrokken onderwerp uit de bijzin niet hetzelfde onderwerp is als het onderwerp uit de hoofdzin. Bijvoorbeeld:
Zingend werden de aardappelen geschild.

  • Wat is het ow uit de hoofdzin? de aardappelen
  • Wat is het weggelaten ow uit de beknopte bijzin? hij/zij?
  • Is dit hetzelfde? Ja -> Goed / Nee -> Fout

Slide 20 - Tekstslide

Morgen worden die dozen opgehaald en moet ik ze vandaag dus inpakken.
A
Foutieve samentrekking
B
Onjuiste beknopte bijzin
C
Foutieve inversie
D
Incongruentie

Slide 21 - Quizvraag

onjuiste inversie
Standaardvolgorde (ow+pv) of inversievolgorde (pv+ow) kunnen allebei in het Nederlands. Inversie (pv voor ow) mag alleen als:
- De zin een vraagzin is. (Heeft Piet Arie nog gezien?)
- De zin begint met een bijzin. (Omdat Piet weg is, heeft Arie ...)
- De zin begint met een ander zinsdeel dan het onderwerp.
* Sinds gisteren zit Piet thuis en * voelt hij zich vandaag alleen.
   Sinds gisteren zit Piet thuis en vandaag voelt hij zich alleen.

Slide 22 - Tekstslide

Als het publiek hun team ziet verliezen, volgen er weleens rellen na de wedstrijd.
A
Foutieve samentrekking
B
Onduidelijk verwijzen
C
Dat/ als-constructie
D
Onjuist verwijzen

Slide 23 - Quizvraag

Franse kazen zijn populair en daar wordt dan ook ontzettend veel kaas geproduceerd.
A
Onjuist verwijzen
B
Onduidelijk verwijzen
C
Foutieve samentrekking
D
Goed

Slide 24 - Quizvraag

uitleg: verwijzen
Je kunt onduidelijk verwijzen of verwijsfouten maken in:
  • het woordgeslacht (m/v/o/mv) --> lidwoord eerst!  Leer de uitgangen van vrouwelijke woorden (vereniging, politie etc.)
  • hen / hun (--> hen krijg je bij een lijdend voorwerp en bij een meewerkend voorwerp mét voorzetsel (geeft aan hen bloemen / heeft hen gezien.)
  • het betrekkelijk voornaamwoord (die/dat/wat/wie/welke) --> naar het-woorden verwijs je met 'dat' en je krijgt wat na onbepaalde woorden (alles wat...), na de overtreffende trap (het beste wat...) en als je verwijst naar een hele zin, wat nu hopelijk duidelijk is. :)

Let bij alle zinnen altijd goed op de verwijswoorden en leer de regels goed.

Slide 25 - Tekstslide

Hij had geen zin meer zijn schilderij af te maken en had ... daarom opgeborgen.
A
deze
B
hem
C
haar
D
het

Slide 26 - Quizvraag

Het allerleukste feest ... ik ooit heb meegemaakt, was mijn 21e verjaardag in mijn studentenhuis.
A
dat
B
wat
C
die

Slide 27 - Quizvraag

De beste manier om je woordenschat te vergroten is veel lezen en een woordenlijst te maken. Het komt dus goed uit dat ik graag lees.
A
Pleonasme
B
Foutieve samentrekking
C
Onjuiste inversie
D
Geen symmetrie

Slide 28 - Quizvraag

nogmaals het overzicht:
1 dubbelop: 1.1 onjuiste herhaling, 1.2 tautologie, 1.3 pleonasme, 
                          1.4 contaminatie, 1.5 dubbele ontkenning
2 verwijzen: 2.1 onjuist verwijswoord, 2.2 onduidelijk verwijzen
3 incongruentie
4 dat/als-constructie
5 foutieve samentrekking
6 foutieve beknopte bijzin
7 onjuist begrenzen: 7.1 losstaand zinsgedeelte, 7.2 zinnen aan elkaar plakken
8 onjuiste inversie
9 geen symmetrie
                                              Pak nu deze lijst erbij (boek of schrijf het in je schrift) voor de open vragen!

Slide 29 - Tekstslide

Welke fout? De oorzaak van de breuk tussen Karel en Henk is te wijten aan een gebrek aan motivatie om de problemen onderling op te lossen.

Slide 30 - Open vraag

Welke fout? 'De docent nam afscheid en werd een prachtig cadeau aangeboden. Namens de gehele afdeling werd het overhandigd.'

Slide 31 - Open vraag

Lopend naar de overkant van de straat, reed de auto hem bijna aan. Hij lette niet goed op toen hij op zijn telefoon aan het kijken was.

Slide 32 - Open vraag

Vorige week was hij ziek en zijn we daarom nog niet klaar met de opdracht. Ik denk dat we dit even moeten melden bij de docent.

Slide 33 - Open vraag

Ik heb hen gisteren gevraagd om deze keer wat vroeger te komen. Er moet nog veel gedaan worden aan ons profielwerkstuk.

Slide 34 - Open vraag

45% van de leerlingen heeft inmiddels al geleerd voor de toets. Omdat het een lastige toets gaat worden. Je moet vooral veel leren en oefenen.

Slide 35 - Open vraag

Omdat men niet weet welke vragen er precies in de toets zullen staan en ze wel graag een goed punt willen halen, gaan de meeste leerlingen nu al goed leren en oefenen.

Slide 36 - Open vraag

Je wordt niet verkouden van tocht, maar van een virus. Niettemin is het toch verstandig uit de tocht te blijven, omdat je een lagere weerstand kan krijgen, waardoor je wel sneller een virus oploopt.

Slide 37 - Open vraag

De wetenschap is belangrijk, omdat hij leidt tot nieuwe ontdekkingen. Omdat er in degelijk onderzoek steeds geverifieerd én gefalsifieerd wordt, is de betrouwbaarheid van resultaten groot.

Slide 38 - Open vraag

Huiswerk
Maak opdracht 1 en 2 van Formuleerfouten af 
(als je dit nog niet af had), 
want morgen gaan we verder met het volgende deel. 
Leer de theorie van Formuleren en herhaal spelling.
Stel het leren niet uit, omdat je anders waarschijnlijk bij de toets zaken door elkaar gaat halen.

Slide 39 - Tekstslide