Herhaling Hoofdstuk 2
1 / 27
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen een stad en een dorp?
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Wat zijn kenmerken van Woningwetwoningen?
Slide 9 - Woordweb
Slide 10 - Video
Wat zijn kenmerken van woongebieden uit de jaren 1970/1980?
Slide 11 - Woordweb
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Waarom zouden mensen uit de stad wegtrekken?
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Schrijf op: 3 vertrekredenen
Slide 17 - Open vraag
Schrijf op: 3 vestigingsredenen
Slide 18 - Open vraag
Slide 19 - Tekstslide
vertrekoverschot is:
A
Een negatieve sociale bevolkingsgroei: wanneer er meer mensen immigreren dan emigreren.
B
Een positieve sociale bevolkingsgroei: wanneer er minder mensen immigreren dan emigreren.
C
Een negatieve sociale bevolkingsgroei: wanneer er minder mensen immigreren dan emigreren.
D
Een positieve sociale bevolkingsgroei: wanneer er meer mensen immigreren dan emigreren.
Slide 20 - Quizvraag
geboortecijfer
A
Het aantal geboorten in een jaar per honderd inwoners in een gebied.
B
Het aantal geboorten in een jaar per duizend inwoners in een gebied.
C
Het aantal geboorten in een maand per duizend inwoners in een gebied.
D
Het aantal geboorten in een jaar per duizend inwoners in een land.
Slide 21 - Quizvraag
Wat is natuurlijke bevolkingsgroei?
timer
1:00
Slide 22 - Open vraag
emigrant
A
Iemand die vertrekt uit een gebied of land.
B
Iemand die vertrekt naar een gebied of land.
C
Iemand die zich vestigt in een gebied of land.
D
Iemand die zich vestigt uit een gebied of land.
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Welke stad heeft de grootste bevolkingsstijging tussen 1960 en 2015
A
Amsterdam
B
Rotterdam
C
Den Haag
D
Utrecht
