Hoofdstuk 4

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1
• Leerroute 2

verkleinwoorden en -ng en -nk

Dit hoofdstuk gaat over het wisselen van -ng en -nk 

je leert wanneer je in een woord de -ng wisselt met -nk 

Dat gebeurt bijvoorbeeld bij verkleinwoorden. 

van -ng naar -nk

kettinkje en harinkje zijn verkleinwoorden. 

een kleine ketting is een kettinkje

een kleine haring is een harinkje 

een kleine afwijking is afwijkinkje 

dit woord staat niet in het Groene Boekje

toch is het een bestaand woord. 

let op!

De -ng wordt bij het verkleinwoord -nk als:

- het zelfstandig naamwoord eindigt met -ng

- het woord 2 of meer lettergrepen heeft. 

nu even oefenen. 

schrijf de verkleinwoorden.

mening

woning

afwijking

koning

opdracht

vul in de zinnen het verkleinwoord in. 

(leuning)

ik houd me aan het ____ vast.

(afbeelding)

wat een mooi ____ is dat.

(bloeding)

ze had een _____ in haar arm.

(afscheiding)

Er is een klein ____ tussen de tuinen.

(verbinding)

ik maakte een lastig _____

(ontploffing)

we schrokken niet van het kleine ___

(pudding)

Als toetje eten we een _____

(vergoeding)

We kregen een ____ van de baas.

opdracht

kies in elke zin het goede woord. 

opa en oma zitten op de ____

1. bank
2. bang
3. bangk

Sjakie is een stoere _____

1. bing
2. bingk
3. bink

de a en de e zijn ____

1. klingers
2. klingkers
3. klinkers

de lekke boot ____

1. zingt
2. zinkt
3. zingkt

de zangeres _____

1. zingt
2. zingkt
3. zinkt

Aan het einde van de straat ga je ____

1. lings
2. lingks
3. links

ik _____ uit een glas

1. dringk
2. dring
3. drink

er kruipt een ____ over de grond.

1. slang
2. slangk
3. slank

Let op! 

ngk is nooit goed!

Niet Goed Kind

de n en k zitten op de bank te kussen. daar mag niemand tussen!

klik op de volgende link en maak de opdrachten. 

https: