Psychiatrie

Psychiatrie
deel 2 persoonlijkheidsstoornissen

1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 9 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Psychiatrie
deel 2 persoonlijkheidsstoornissen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
* herhaling vorige les d.m.v. quiz vragen
* uitleg cluster B & C
* opdracht maken uit reader 2.3 
* volgende les, stemmingsstoornissen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de afkorting van het handboek waarin alle psychiatrische aandoeningen beschreven staan?
A
MDS 5
B
DSM 5
C
DSMD 5
D
SMD 4

Slide 3 - Quizvraag

Onder welke categorie van DSM 5 valt narcolepsie?
A
Persoonlijkheidsstoornis
B
Angststoornis
C
Slaap- en waakstoornis
D
Voedings- en eetstoornis

Slide 4 - Quizvraag

Onder welk cluster valt de schizoïde persoonlijkheidsstoornis?
A
cluster C
B
Cluster A
C
Cluster D
D
Cluster B

Slide 5 - Quizvraag

Ongeveer eenderde van de mensen met een
.......................persoonlijkheidsstoornis heeft minimaal één andere persoonlijkheidsstoornis.

A
schizotypische
B
bipolaire
C
paranoïde
D
borderline

Slide 6 - Quizvraag

Ook geloven mensen met een ........... persoonlijkheidsstoornis vaker dan gemiddeld in zaken die voor anderen een beetje apart aandoen. Zoals magisch denken bijvoorbeeld, waarbij ze het idee hebben dat met hun gedachten dingen te beïnvloeden zijn
A
schizotypische
B
borderline
C
theatrale
D
paranoide

Slide 7 - Quizvraag

Mensen met narcisme zijn ervan overtuigd dat zij meer ‘bijzonder’ zijn dan andere mensen. Dit laten zij ook graag aan anderen merken.

eens
oneens
weet ik niet

Slide 8 - Poll

Er is eigenlijk niets dat hen echt gelukkig (of verdrietig) maakt. Dit gedrag is misschien beter te begrijpen wanneer we beseffen dat iemand met deze stoornis gewoonweg niet het vermogen heeft (geleerd) om plezier te hebben tijdens sociaal en lichamelijk contact
over welke stoornis hebben we het dan?
A
paranoïde stoornis
B
schizotypische stoornis
C
Schizoïde stoornis
D
anti sociale stoornis

Slide 9 - Quizvraag

Een innerlijke overtuiging dat mensen niet te vertrouwen zijn; Het continue op je hoede zijn en het hebben van veel angst; Veel als bedreigend of beledigend interpreteren
welke persoonlijkheidsstoornis hoort hierbij?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

ASP (anti- sociale pst)
Iemand die een antisociale persoonlijkheidsstoornis (ASP) heeft, heeft wisselende stemmingen en instabiele relaties. Het denken, voelen en gedrag zijn onberekenbaar. Dat maakt hen impulsief
''de psychopaat''
-----------------------------------
* veel wetsovertredingen begaan
* het ligt altijd aan een ander
* anderen bedriegen voor eigen voordeel of plezier
*regelmatig betrokken bij vechtpartijen en geweld
*geen empathie of berouw na kwetsen, mishandeling of diefstal

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

afhankelijke ps
Mensen met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis worden vaak gezien als erg aardig, lief en behulpzaam. Meningsverschillen gaan ze het liefst uit de weg, want het uiten van een eigen mening kan ertoe leiden dat je ruzie krijgt, of erger nog, dat de ander je verlaat.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

OCD (dwangmatige stoornis)
Mensen met een obsessieve compulsieve persoonlijkheidsstoornis (OCPS) zijn zuinig met geld, houden hun huis perfect op orde en willen taken niet delegeren omdat ze bang zijn dat deze niet correct worden uitgevoerd. Moreel of ethisch gezien zijn er weinig of geen grijze gebieden: handelingen en opvattingen zijn volledig goed of volledig fout. Hun persoonlijke relaties verlopen moeizaam, omdat ze te hoge eisen stellen aan vrienden, partners en kinderen.

Slide 18 - Tekstslide

welke persoonlijkheidsstoornis
- Stelt zich graag verdekt op
''let maar niet op mij''

Slide 19 - Open vraag

welke persoonlijkheidsstoornis
- wilt in het middelpunt van de aandacht staan en heeft dit nodig om te kunnen functioneren

Slide 20 - Open vraag

welke persoonlijkheidsstoornis
- gebruikt alles en iedereen en heeft weinig tot geen gevoel voor zijn medemens.

Slide 21 - Open vraag

einde lesdeel
opdracht 2.3 over psychopharmaca

Slide 22 - Tekstslide

Schizofrenie
Van schizofrenie is sprake als iemand een langdurige psychose of meerdere psychosen heeft doorgemaakt en in de tussenliggende periodes niet goed functioneert. Een psychose is een toestand waarbij het contact met de werkelijkheid ernstig verstoord is. Iemand ziet bijvoorbeeld beelden of hoort stemmen die er voor anderen niet zijn. Of je bent ervan overtuigd dat je wordt achtervolgd. Mensen in een psychose leven in hun eigen werkelijkheid. 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Bij schizofrenie is er volgens de DSM sprake van hallucinaties?
A
Feit
B
Fabel

Slide 25 - Quizvraag

Bipolaire stemmingsstoornis

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

stemmingsstoornissen:
Stemmingsstoornis is een verzamelnaam voor psychische aandoeningen waarbij de gemoedsstemming of emotie van de patiënt is verstoord of niet past bij de situatie waarin de patiënt verkeert.  
De stemming van de patiënt kan depressief zijn, waarbij de gemoedsstemming bedrukt is, manisch, waarbij de stemming als overdreven uitgelaten of ongeremd gezien kan worden, of hypomaan, bij een milde vorm van manie. Ook kan hiervan een combinatie optreden. 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

depressie is een veel voorkomende complicatie bij Parkinson
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Beweging heeft veel positieve effecten op de gezondheid van ouderen. Wat zijn 2 positieve effecten?
A
alcoholisme voorkomen
B
depressie tegengaan
C
incontinentie voorkomen
D
lichaam in conditie houden

Slide 33 - Quizvraag

Wat zijn symptomen van een depressie
A
Verminderde eetlust en neerslachtigheid
B
Concentratieproblemen
C
Verlies van interesse en plezier
D
Alle bovenstaande symptomen

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Lees het volgende artikel:
https://www.participate-autisme.be/go/nl/autisme-begrijpen/wat-is-autisme/autisme-in-de-hersenen.cfm

Slide 42 - Tekstslide

Op welke punten verschilt het brein van iemand met ASS met een persoon zonder ASS?

Slide 43 - Open vraag

Slide 44 - Tekstslide

Welke bewering over ASS is niet juist?
A
ASS is een stoornis vanuit de hersenen.
B
Mensen met ASS zijn vaak nogal chaotisch.
C
ASS is niet te genezen.
D
ASS is een storing vanuit de opvoeding.

Slide 45 - Quizvraag

Waar staat ASS voor?
A
Asociale Stress Stoornis
B
Autisme Syndroom Stoornis
C
Autisme Spectrum Stoornis
D
Autisme Stilte Syndroom

Slide 46 - Quizvraag

  1. heeft moeite met langdurig concentreren.
  2. is hyperactief in bewegen (kan moeilijk stil zitten)
  3. is hyperactief in het hoofd (drukke geest met veel gedachtes)
1. Autisme 
2. Syndroom van Asperger
3. Syndroom van RETT
4. PDD-NOS
  1. moeilijk concentereren 
  2. dromerig 
  3. chaotisch 
  4. snel overprikkeld
  5. uitstelgedrag 
  1. Driftig.
  2. Verzet zich tegen regels.
  3. Weigert zich te voegen naar wat de volwassene vraagt.
  4. Maakt vaak ruzie met volwassenen.
  5. Ergert anderen met opzet.
  6. Geeft de schuld van eigen fouten aan anderen.
  7. Is prikkelbaar, ergert zich vaak.
  8. Is boos of gepikeerd.
ADD
ODD
ASS
ADHD

Slide 47 - Sleepvraag

Bij wie komt autisme meer voor?
A
Jongens
B
Meisjes
C
Beiden

Slide 48 - Quizvraag

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide

Wat zijn kenmerken van autisme?
A
Geen inlevingsvermogen, geen emoties kunnen lezen, behoefte aan structuur.
B
Behoefte aan mindmappen, wisselende begeleiders en vrije tijd.
C
Behoefte aan mindmappen en vrije tijd, geen inlevingsvermogen.
D
Geen emoties kunnen lezen, behoefte aan structuur, behoefte aan vrije tijd.

Slide 51 - Quizvraag

Waarom is faalangst geen stoornis?
A
Het staat niet in de DSM-5
B
Het staat niet in de DSM-5 en wordt gezien als een persoonlijk probleem
C
Het valt niet te verhelpen
D
Faalangst heeft toch iedereen

Slide 52 - Quizvraag