1. Diegene die de Talking Stick vasthoudt, is de enige die spreekt. Hij mag de stick vasthouden zolang hij wil.
2. De rest zwijgt en luistert aandachtig. Een vraag stellen voor begrip, mag.
3. Zodra de spreker zijn mening, stelling heeft uitgesproken, kiest hij iemand die zijn mening in zijn eigen woorden herhaalt.
4. Zodra de spreker zich begrepen voelt, geeft hij de stok door.
5. De volgende spreker mag niet in herhaling vallen, verder zie 1.