9 vmbo 4 Taalverzorging H3: tussenletters en werkwoordspelling: lastige werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

K4 - Taalverzorging hoofdstuk 4

Spelling: tussenletters
Werkwoordspelling: lastige werkwoorden

DOELEN

- Je kunt samenstellingen correct spellen.
- Je weet wanneer je een -d of een -t moet gebruiken als de tegenwoordige tijd en de persoonsvorm hetzelfde klinken.

Verbeter de fout gespelde woorden. Eén woord hoef je niet te verbeteren.
boekekast - brievebus - bendeleider - glazewasser

Lees de uitleg op de volgende pagina.

Waarom schrijf je plantenbak?

1. Het eerste woord heeft alleen een meervoud op -en.
2. Van het eerste woord is er maar één.
3. Het eerste woord heeft een versterkende betekenis.
4. Het eerste woord heeft een meervoud op -en en op -s.

Waarom schrijf je dieptepunt?

1. Het eerste woord heeft alleen een meervoud op -en.
2. Van het eerste woord is er maar één.
3. Het eerste woord heeft een versterkende betekenis.
4. Het eerste woord heeft een meervoud op -en en op -s.

Waarom schrijf je stoelendans?

1. Het eerste woord heeft alleen een meervoud op -en.
2. Van het eerste woord is er maar één.
3. Het eerste woord heeft een versterkende betekenis.
4. Het eerste woord heeft een meervoud op -en en op -s.

Waarom schrijf je beregezellig?

1. Het eerste woord heeft alleen een meervoud op -en.
2. Van het eerste woord is er maar één.
3. Het eerste woord heeft een versterkende betekenis.
4. Het eerste woord heeft een meervoud op -en en op -s.

Waarom schrijf je ruitenwissers?

1. Het eerste woord heeft alleen een meervoud op -en.
2. Van het eerste woord is er maar één.
3. Het eerste woord heeft een versterkende betekenis.
4. Het eerste woord heeft een meervoud op -en en op -s.

Waarom schrijf je secondewijzer?

1. Het eerste woord heeft alleen een meervoud op -en.
2. Van het eerste woord is er maar één.
3. Het eerste woord heeft een versterkende betekenis.
4. Het eerste woord heeft een meervoud op -en en op -s.

Waarom schrijf je zonnesteek?

1. Het eerste woord heeft alleen een meervoud op -en.
2. Van het eerste woord is er maar één.
3. Het eerste woord heeft een versterkende betekenis.
4. Het eerste woord heeft een meervoud op -en en op -s.

Waarom schrijf je damessjaal?

1. Je hoort de -s- in dezelfde soort samenstellingen.
2. Je hoort de -s-.
3. Het eerste woord heeft een versterkende betekenis.
4. Het eerste woord heeft een meervoud op -en en op -s.

Waarom schrijf je eenmanszaak?

1. Je hoort de -s- in dezelfde soort samenstellingen.
2. Je hoort de -s-.
3. Het eerste woord heeft een versterkende betekenis.
4. Het eerste woord heeft een meervoud op -en en op -s.

Waarom schrijf je dorpsschool?

1. Je hoort de -s- in dezelfde soort samenstellingen.
2. Je hoort de -s-.
3. Het eerste woord heeft een versterkende betekenis.
4. Het eerste woord heeft een meervoud op -en en op -s.

Maak een samenstelling van de volgende woorden.
volk + buurt

Maak een samenstelling van de volgende woorden.
hand + arbeid

Maak een samenstelling van de volgende woorden.
hoogte + vrees

Maak een samenstelling van de volgende woorden.
diepte + meter

Maak een samenstelling van de volgende woorden.
plank + koorts

Maak een samenstelling van de volgende woorden.
snelheid + duivel

Maak een samenstelling van de volgende woorden.
boord + vol

Maak een samenstelling van de volgende woorden.
verkiezing + strijd

Maak een samenstelling van de volgende woorden.
reus + gezellig

Maak een samenstelling van de volgende woorden.
afstand + bediening

Maak een samenstelling van de volgende woorden.
lengte+maat

Maak een samenstelling van de volgende woorden.
landing + baan

Welke samenstelling schrijf je met een of meer tussenletters?

1. zang + stem
2. passagier + schip
3. toilet + bril
4. breedte + maat

Lees eerst de tekst op de volgende pagina. Verbeter daarna de fout gespelde samenstellingen.

Verbeter de fout gespelde samenstellingen uit de tekst.

Lees de theorie op de volgende pagina.

Vul bij de komende vragen steeds de juiste vorm van de werkwoorden in. Gebruik steeds de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het om de verleden tijd gaat.

Tijdens de uitverkoop (hebben) Yasmine veel geld (besparen).

'Nadat de koe het gras (hebben) (herkauwen), (gaan) het naar de volgende maag,' (vertellen) de biologieleraar.

Lotte (hebben) gisteren een nieuwe jurk (bestellen), maar ze (willen) toen niet (zeggen) hoeveel die (kosten).

Columbus (hebben) volgens velen Amerika (ontdekken), maar eigenlijk (ontdekken) de Noormannen het land eerder.

De overheid (hebben) veel geld (investeren), maar dit (leiden) nog niet tot minder schooluitval.

Chris (besteden) afgelopen week veel tijd aan leren voor het proefwerk en hij (denken) nu dat hij een goed cijfer (hebben) (behalen).

Vanwege zijn stotteren (vermijden) William bepaalde woorden en (gebruiken) hij synoniemen.

De minister (hebben) zijn wetsvoorstel goed (onderbouwen) en (beantwoorden) de kritische vragen heel duidelijk.

Wat heb je geleerd?

Je kunt samenstellingen correct spellen.

- Je weet wanneer je een -d of een -t moet gebruiken als de tegenwoordige tijd en de persoonsvorm hetzelfde klinken.

Wat wist je al?

Waar heb je nog vragen over? Schrijf dat hieronder op.