Chapitre 4 - Grammaire C

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Le programme d'aujourd'hui

• Parler (Tu as fais quoi ce week-end?)
• Grammaire C - L'Impératif
• Exercices 37, 38 pages 33 à 35

Les objectifs: 

Aan het eind van deze les kun een advies of een commando geven

Observe

Écoutez un moment!

Prenez des notes! 

Reste concentré!

L'impératif

Je gebruikt de impératif als je opdrachten of aanwijzingen geeft. In het Nederlands wordt dat de gebiedende wijs genoemd. 

Jij hebt 3 opties: 

Je richt je tot één persoon .	Visite! (Bezoek!)	Je gebruikt de je-vorm van de tegenwoordige tijd. Je wordt weggelaten.
Je richt je tot jezelf en tot andere personen .	Visitons! ( Laten we bezoeken!) *uitnodiging / advies	Je gebruikt de nous-vorm van de tegenwoordige tijd. Nous wordt weggelaten.
Je richt je tot meer personen of tot een 'u'.	Visitez! (Bezoek!)	Je gebruikt de vous-vorm van de tegenwoordige tijd. Vous wordt weggelaten

Observe

Prends le livre! > Prends-le! 

Apprenez les devoirs! > Apprenez-les!

Parle à ton professeur! > Parle-lui!

Demandons à Sophie et Paul de venir > Demandons-leur de venir.

Observe

Prends le livre! > Prends-le! 

Apprenez les devoirs! > Apprenez-les!

Parle à ton professeur! > Parle-lui!

Demandons à Sophie et Paul de venir > Demandons-leur de venir.

lijdend v. / COD

lijdend v. / COD

meewerkend v. / COI

meewerkend v. / COI

L'impératif

Als er bij de impératif in een bevestigende zijn voornaamwoord komt, zet je het erachter. Je verbind de impératif en het voornaamwoord met een streepje. 

L'impératif

Als er bij de impératif in een bevestigende zijn voornaamwoord komt, zet je het erachter. Je verbind de impératif en het voornaamwoord met een streepje. 

Parle-moi! 

Demande-toi pourquoi? 

Wat is hier gebeurt? 

L'impératif

Als er bij de impératif in een bevestigende zijn voornaamwoord komt, zet je het erachter. Je verbind de impératif en het voornaamwoord met een streepje. 

Attention! Me et Te veranderen in moi en toi, omdat de klemtoon er nu op valt. 

Parle-moi! 

Demande-toi pourquoi? 

L'impératif

Bij een impératif in een ontkennende zin staat het voornaanwoord er gewoon voor. 

Ne me parle pas.

Ne l'écoutons pas.

LE VERBE ALLER:

on n'utilise pas la première personne mais

la troisième personne du singulier:

va à l'école!

allons à l'école

allez à l'école

LE VERBE AVOIR

C'est complètement irrégulier

(ce sont les formes du subjonctif)

aie 

                      ayons patience!

  ayez 

LE VERBE ÊTRE

C'est aussi complètement irrégulier

(ce sont aussi les formes du subjonctif)

sois calme!

          soyons calmes !

         soyez calme.s.!

Vous allez voir des photos de personnes qui ont un problème.

À vous de leur donner des conseils ou des ordres en utilisant l'impératif bien sûr!

Soyez inventifs!

Expliquez pourquoi vous donnez ce conseil/ cet ordre.

exemple:

Pars au Groenland! Dans les pays froids les gens sont très chaleureux donc là-bas Eric va apprendre à être plus sociable.

Notez seulement vos conseils/ordres!

Après je demande à quelqu'un de justifier le conseil/l'ordre.

notez vos conseils!

notez vos conseils

notez vos conseils!

notez vos conseils!

notez vos conseils!

Notez vos conseils!

notez vos conseils!

Observe

Paul donne les devoirs à son voisin

> Il donne les devoirs à son voisin 

> Il lui donne les devoirs

> Il les lui donne

Que remarques-tu?

Observe

Paul donne les devoirs à son voisin

Il donne les devoirs à son voisin 

Il lui donne les devoirs

Il les lui donne

Que remarques-tu?

onderwerp / sujet

meewerkend v. / COI

lijdend v. / COD

Les pronoms personnels

Onderwerp / Sujet	lijdend voorwerp	meewerkend voorwerp
je / j'	me / m'	me / m'
tu	te / t'	te / t'
il / elle / on	le / la / l'	lui
nous	nous	nous
vous	vous	vous
ils / elles	les	leur

pronom personnel en tant que sujet:

 ik   =   je

 jij   =   tu

hij / zij   =   il / elle

     wij   =   nous

jullie   =   vous

              zij   =   ils / elles

pronom personnel en tant que cod

            mij   =   me  (m')

        jou   =   te   (t')

hem/haar   =   le / la   (l')

    ons   =   nous

  jullie   =   vous

hen   =   les

pronom personnel en tant que coi

                         mij   =   me  (m')

                    jou   =   te   (t'

hem/haar   =   lui

                   ons   =   nous

                jullie   =   vous

               hen   =   leur

Het meewerkend voorwerp

Paul donne les devoirs à son voisin

Il donne les devoirs à son voisin 

Il lui donne les devoirs

Il les lui donne

Je kunt het meewerkend voorwerp herkennen doordat het in de (originele) zin begint met het voorzetsel à / au / aux

meewerkend v. / COI

Observe

Paul donne les devoirs à son voisin

Il donne les devoirs à son voisin 

Il lui donne les devoirs

Il les lui donne

Que peux-tu dire quant à la place des pronoms personnels en tant que COD et COI?

onderwerp / sujet

meewerkend v. / COI

lijdend v. / COD

Observe

Paul va donner les devoirs à son voisin

Il va donner les devoirs à son voisin 

Il va lui donner les devoirs

Il va les lui donner

Que peux-tu dire quant à la place des pronoms personnels en tant que COD et COI?

onderwerp / sujet

meewerkend v. / COI

lijdend v. / COD

Plaats in de zin:

een persoonlijk voornaamwoord als

lijdend voorwerp (COD) of meewerkend voorwerp (COI) staat

vóór de persoonsvorm

tenzij er een heel werkwoord (infinitief) in de zin staat,

dàn vóór het hele werkwoord

wat gebeurt er bij een ontkenning?

ook bij een ontkenning blijft de regel op de vorige dia van kracht:

bij een heel werkwoord -> vóór het hele werkwoord

géén heel werkwoord in de zin -> vóór de persoonsvorm

b.v.:

elle ne lui a pas posé de question

ontkenning staat zowel om de pers.vorm als om het pers. vnw.)

En résumé...

Welke persoonlijk vmw	Plaat in de zin
als onderwerp (je, tu, il...)	voor het hele ww
als lijdend voorwerp (COD) (me, m' / te , t' / le, l' / la / nous / vous / les )	anders voor de pv (zelfs met de ontkenning)
als meewerkend voorwerp (COI) (me, te, lui , nous , vous , leur ) - Begint met à in de origele zin .

Elle plaît aussi à ton ami Jules.
Elle ne lui plaît pas.

1. Onderwerp
2. COD
3. COI

C'est le téléphone de Luc. Je vais ____ appeler ce soir.

1. lui
2. l'
3. le

Réponds à la question avec "hier"
Tu as déjà vu le film avec Timotée Chalamet?