herhaling naamvallen en luistervaardigheid

Welke vraag stel je als je het onderwerp wilt weten?
A
Wat + gezegde + onderwerp
B
Wie/wat + gezegde
C
Aan/voor wie + gezegde + onderwerp
1 / 10
volgende
Slide 1: Quizvraag
DuitsSecondary Education

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welke vraag stel je als je het onderwerp wilt weten?
A
Wat + gezegde + onderwerp
B
Wie/wat + gezegde
C
Aan/voor wie + gezegde + onderwerp

Slide 1 - Quizvraag

Waar staat de derde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 2 - Quizvraag

Waar staat de vierde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 3 - Quizvraag

timer
1:00
Noem de voorzetsels met de 3e nv.

Slide 4 - Woordweb

mit,ach,bei,seit,von,zu,aus,gegenuber

Slide 5 - Tekstslide

Voorzetsels 3e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
nach
B
für
C
zu
D
bei

Slide 6 - Quizvraag

timer
1:00
Noem de voorzetsels met de 4e naamval

Slide 7 - Woordweb

durch,fur,gegen,ohne,um, entlang

Slide 8 - Tekstslide

Voorzetsels 4e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
durch
B
gegen
C
aus
D
um

Slide 9 - Quizvraag

Oefenen
Voor de vakantie heb je oefening 23 gemaakt. Pak deze erbij
( Seite 117) In 2-tallen bespreek je de antwoorden. ( 5min)
Klaar?
Dan doe je oef.21.samen
Je schrijft eerst je antwoorden op. Controleer via het nakijkblad.
(10 min)
Tot slot maak je oef. 22. Deze had je al voor de vakantie gemaakt, maar er zaten bij sommigen teveel fouten in. Gebruk de uitleg(Seite 143) en verbeter de fouten.


Daarna oefen je het samen het gesprek

Slide 10 - Tekstslide