NAH

NAH
Test je eigen kennis over het keuzedeel NAH
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

NAH
Test je eigen kennis over het keuzedeel NAH

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat NAH voor?
A
Niet aangepaste hulp
B
Niet aangeboren hersenletsel
C
Neurologische aandoening hebben
D
Niet aangeleerde hulpprocessen

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding zie je de hersenen van een mens. Wat zijn de hersenen?
A
Een cel
B
Een orgaan
C
Een orgaanstelsel
D
Een organisme

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De hersenen bestaan uit
A
Grote hersenen, kleine hersenen en ruggenmerg
B
Grote hersenen, hersenstam, ruggenmerg
C
Kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg
D
Grote hersenen, kleine hersenen en hersenstam

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel hersenkwabben hebben wij mensen
A
3
B
5
C
6
D
4

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Functies van de hersenen zijn:
A
Het aanmaken van hormonen
B
Het regelen van autonome functies
C
Het reguleren van de stofwisseling
D
Alle antwoorden zijn correct

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat functies bevindt zich niet in de grote hersenen?
A
Het reguleren van de vitale functies
B
Het opslaan van informatie
C
Het verwerken van zintuigelijke signalen
D
De aansturing van spieren

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk deel van de hersenen reguleert de vitale functies
A
Tussenhersenen
B
Hersenstam
C
Hersenvliezen
D
Hersenvocht

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke functies hebben je kleine hersenen
A
regelen je bloeddruk en ademhaling
B
verwerken info en sturen spieren aan
C
coördineren houding en beweging

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de functies en kenmerken van de grote hersenen?
A
bewuste gewaarwordingen en bewuste reacties
B
bewegingen coördineren (evenwicht houden)
C
belangrijke levensfuncties aansturen (zoals hartslag, ademhaling)
D
produceren van hormonen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Traumatisch hersenletsel
Niet traumatisch hersenletsel
Hersenkneuzing
Herseninfarct
Zwangerschapscomplicaties
Whiplash
Zuurstofgebrek

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen in de acute fase bij hersenletsel zijn?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent de chronische fase
A
Dit is de fase wanneer het letsel net is gebeurd
B
De herstelfase, dat je alles opnieuw leert
C
De fase waarin je alles evalueert
D
Dat duidelijk wordt hoe je leven er met letsel uitziet

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zichtbare gevolgen
Onzichtbare gevolgen
Geheugenstoornissen
Hemiparese
Verstoorde controle
Taalstoornissen
Hemianopsie
Concentratiestoordnissen

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alzheimer is een vorm van
A
Aangeboren hersenletsel
B
Niet aangeboren hersenletsel
C
Traumatisch hersenletsel

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Niet aangeboren hersenletsel, krijg je ALTIJD door een ongeluk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een voorbeeld van Niet aangeboren hersenletsel is
A
Beroerte/CVA
B
Zuurstoftekort
C
Een verstandelijke beperking
D
ALLEMAAL GOED!

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een kenmerk van niet aangeboren hersenletsel (NAH)?
A
Trager denken
B
Snel boos worden
C
ALLEMAAL GOED!
D
Norm overschrijdend gedrag

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alle mensen met 'niet aangeboren hersenletsel' hebben dezelfde klachten?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dementie Niet Aangeboren Hersenletsel?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afasie is een taalstoornis die het gevolg is van niet aangeboren hersenletsel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vaak komt niet-aangeboren hersenletsel jaarlijks voor?
A
160.000
B
260.000
C
16.000
D
26.000

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een CVA is de meest voorkomende oorzaak van niet-aangeboren hersenletsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een aangeboren hersenletsel kan ontstaan door?
A
Zuurstoftekort
B
Bloedingen
C
Infectie
D
Allemaal juist

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand heeft NAH (niet aangeboren hersenletsel) als:
S
A
Iemand na hersenletsel nog klachten heeft.
B
Iemand een hersenschudding heeft gekregen.
C
Iemand een tumor in de hersenen heeft.
D
Iemand langer dan 2 jaar restverschijnselen heeft.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een Niet-aangeboren hersenletsel (NAH) ontstaat schade aan de hersenen voor of tijdens de bevalling.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Niet-aangeboren hersenletsel

Veel mensen kunnen na hersenletsel slechter zien. Dat komt niet door een beschadiging aan het oog, maar door beschadiging van een deel van de hersenen dat betrokken is bij de verwerking van visuele informatie.

Er zijn verschillende vormen van slecht zien bij NAH. Een van die vormen is neglect.
Wat is het gevolg van neglect?
A
Minder bewustzijn van wat er in de omgeving gebeurt.
B
Niet herkennen wat je met je ogen waarneemt.
C
Voor de helft van het gezichtsveld blind zijn of wazig zien.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Niet aangeboren hersenletsel (NAH) kan NIET ontstaan door...
A
Auto ongeluk
B
Zuurstoftekort door verdrinking
C
Aangeboren afwijking
D
Herseninfarct

Slide 29 - Quizvraag

NAH kan ontstaan door een oorzaak buiten het lichaam of in het lichaam. het kan leiden tot beperkingen in bewegen, denken, en zelf in karakterveranderingen
Niet aangeboren hersenletsel wordt onderverdeeld in traumatisch hersenletsel en niet traumatisch hersenletsel. Hoe ontstaat niet-traumatisch hersenletsel?
A
oorzaak ligt buiten het lichaam
B
door een proces in het lichaam
C
er is geen duidelijke oorzaak

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken van aangeboren hersenletsel zijn:
A
resusantagonisme,, stoornissen in de navelstreng
B
Auto ongeluk
C
CVA
D
neurologische aandoening

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onzichtbare gevolgen van Niet Aangeboren Hersenletsel is b.v.:
A
slikken
B
begrijpen
C
concentreren
D
drinken

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep naar de juiste categorie
Juist
Onjuist
Een CVA is een beroerte. 
TIA is een CVA MET blijvende gevolgen
CVA gaat het om een hersenbloeding
CVA: bloedvoorziening hersenen acuut onderbroken
CVA komt meest voor als oorzaak aangeboren hersenletsel.

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand loopt hersenletsel op door een klap op het hoofd. Van welke vorm van hersenletsel spreken we dan?
A
Traumatisch hersenletsel
B
Niet traumatisch hersenletsel

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een hersentumor valt onder
niet traumatisch hersenletsel
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

is traumatische hersenletsel uitwendig of inwendige oorzaak
A
inwendig
B
uitwendig
C
geen van beide
D
allebei

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de definitie van cognitieve functies?
A
Functies die in je hersens spelen
B
Functies die met het denken te maken hebben
C
Functies die met het geheugen te maken hebben

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit hoeveel fases bestaat het rouwproces van Elisabeth Kübler-Ross?
A
3
B
6
C
5
D
4

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De eerste stap in het rouwproces van Kubler Ross
A
Marchanderen
B
Aanvaarden
C
Ontkennen
D
Agressie

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen fase uit het rouwproces van Kubler Ross?
A
Ontkenning
B
Weglachen
C
Woede
D
Aanvaarding

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand krijgt te horen dat hij ongeneeslijk ziek is. Wat is een logische eerste reactie volgens de fases van Kübler-Ross?
A
Als de huisarts me eerder had doorgestuurd naar de specialist, was dit vast niet gebeurd.
B
De artsen hebben waarschijnlijk een fout gemaakt. Dit is niet waar.
C
Ik ga op zoek. Er is vast nog wel een manier waarop ik kan genezen.
D
Waarom moet mij dit overkomen?

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nadat de partner van Tom is overleden, voelt hij zich er na 1,5 jaar weer klaar voor om te gaan daten. Welke fase zit Tom volgens Kubler-Ross?
A
marchanderen
B
ontkenning
C
aanvaarding

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe reageer je duidelijk en adequaat op ontremd gedrag?
A
Goed duidelijk maken dat dit gedrag niet gewenst is
B
Rustig, duidelijke afspraken, structuur en eventueel therapie
C
Het gedrag negeren
D
Cliënt apart zetten of op zijn eigen kamer

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ga je respectvol om met ontremd gedrag van mensen met niet-aangeboren hersenletsel?

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar houd je rekening mee bij ontremd gedrag?

Slide 45 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn verschillende uitingen van ontremming. Bijvoorbeeld motorische ontremming. Welk vorm van ontremming kun je nog meer benoemen

Slide 46 - Open vraag

Motorische ontremming
Emotionele ontremming
Verbale ontremming
Ontremd eetgedrag
Seksuele ontremming
Financiële ontremming
Dwang lachen en dwang huilen

Slide 47 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het zo belangrijk dat je de mantelzorg betrekt in de begeleiding van iemand met NAH

Slide 48 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij communicatie met iemand met NAH heb je te maken met de basisprincipes. Waar staan LSD en nivea voor

Slide 49 - Open vraag

OEN
Waar staat OEN voor in de communicatie
A
Oordelen, eerlijk, nieuwsgierig
B
Opvattingen, eigenheid, niet zeuren
C
Open, eerlijk, nieuwsgierig
D
Ongelofelijk eerlijk en nieuwsgierig

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies