Latijn werkwoord alle verleden tijden

Latijn
werkwoord - verleden tijden
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Latijn
werkwoord - verleden tijden

Slide 1 - Tekstslide

Welke vertaling hoort bij welke tijd?
imperfectum
perfectum
ik doe
hij deed
1. wij kwamen
2. wij zijn gekomen
1. jij deed
2. jij hebt gedaan
jullie komen
zij kwamen
zij mocht

Slide 2 - Sleepvraag

Vertaling van de tijden
perfectum
imperfectum
tijd
1. verleden
2. volt. tegenw.
verleden
voorbeeld
vertaling
1. ik zag
2. ik heb gezien
ik zag

Slide 3 - Tekstslide

Welke vorming hoort bij welke tijd?
praesens
imperfectum
perfectum
stam + uitgang
stam + ba + uitgang
pf-stam + pf-uitgang

Slide 4 - Sleepvraag

Vorming van de tijden
imperfectum
perfectum
vorming
stam + ba + uitgang
pf-stam + pf-uitgang
voorbeeld
vide-ba-t
(hij zag)
vid-it
(1. hij zag 2. hij heeft gezien)
N.B. pf-stam is (1) stam + v of (2) andere stam

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoord - personen
ev
mv
1e
1e
2e
2e
3e
3e
jullie
wij
zij
ik
hij/zij/het
jij

Slide 6 - Sleepvraag

Uitgangen - impf.
ev
mv
1e
1e
2e
2e
3e
3e
tis
mus
nt
m
t
s

Slide 7 - Sleepvraag

Overzicht uitgangen
prae
impf
perf
1e ev
ik
-o
-m
-i
2e ev
jij
-s
-s
-isti
3e ev
hij/zij/het
-t
-t
-it
1e mv
wij
-mus
-mus
-imus
2e mv
jullie
-tis
-tis
-istis
3e mv
zij
-nt
-nt
-erunt

Slide 8 - Tekstslide

aedificaverunt
A
hij heeft gebouwd
B
zij hebben gebouwd
C
zij hadden gebouwd
D
geen van deze antwoorden

Slide 9 - Quizvraag

occultavisti
A
jij verbergt
B
jij verborg
C
jij hebt verborgen
D
jij had verborgen

Slide 10 - Quizvraag

spectaverunt
A
zij zien
B
zij zagen
C
zij hadden gezien
D
geen van deze antwoorden

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent 'spectaverunt' nog meer behalve 'zij zagen'?

Slide 12 - Open vraag

adit
A
hij gaat
B
hij ging
C
hij is gegaan
D
hij was gegaan

Slide 13 - Quizvraag

adiit
A
hij gaat
B
hij ging
C
hij is gegaan
D
hij was gegaan

Slide 14 - Quizvraag

delevimus
A
wij vernietigen
B
wij hadden vernietigd
C
wij waren vernietigd
D
wij hebben vernietigd

Slide 15 - Quizvraag

respondetis
A
jij antwoordde
B
jij hebt geantwoord
C
jij antwoordt
D
geen van deze antwoorden

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent 'respondetis' dan wel?

Slide 17 - Open vraag