P2 - Week 7 en 8 - Bedrustcomplicaties

Periode 2 - Week 7 en 8 Bedrustcomplicaties 

beluister
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Periode 2 - Week 7 en 8 Bedrustcomplicaties 

beluister

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie
Zorgpad, beroepsgerichte basis 4, verpleegkundige zorg,
Hfd 10. Complicaties van de bedrust voorkomen


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Je  kunt uitleggen welke bedrustcomplicaties er kunnen ontstaan bij langdurige inactiviteit .
  • Je kunt (het risico op) complicaties van de bedrust signaleren en beredeneren welke vervolgstappen genomen moeten worden.
  • De zorgvrager en naastbetrokkenen informeren over het risico op complicaties bij langdurige inactiviteit.
  • Je kunt actief rekening houden met de mogelijkheden, wensen en gewoonten van de zorgvrager.
  • Je kunt de zorgvrager en naastbetrokkenen op een overtuigende manier motiveren tot haalbare activiteiten.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke bedrustcomplicaties kun je bedenken?

Slide 4 - Woordweb

complicaties van de:
bloedsomloop
ademhaling
spieren en gewrichten
huid (smetten en decubitus)
uitscheiding
psychosociaal functioneren

Complicaties bloedsomloop
  • Flauwvallen
  • Trombose
  • Longembolie

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Flauwvallen
Waarom kan een zorgvrager flauwvallen, wanneer hij na langdurige bedrust overeind komt?

Slide 6 - Open vraag

door langdurige bedrust en het snel overeind komen, kan het bloed te snel naar de benen stromen, waardoor de bloeddruk in de hersenen even minder wordt. Hierdoor kan de persoon flauwvallen. Hij krijgt dan een te lage bloeddruk in de hersenen (=orthostatische hypotensie).
Orthostatische hypotensie: een plotselinge bloeddrukverlaging, vaak binnen 3 minuten na het gaan-staan. Met als risico flauwvallen.

Wat kun je doen als verpleegkundige om dit te voorkomen?

Slide 7 - Open vraag

Laat de zorgvrager actieve en passieve oefeningen in rugligging doen vóórdat hij rechtop gaat zitten. Mobiliseer de zorgvrager in stappen: eerst op de rand van het bed zitten, met de benen bengelen, enige tijd goed rechtop op de bedrand blijven zitten, naast het bed gaan staan, zitten in een stoel vlak naast het bed, daarna wat verder van het bed af, enzovoort. Dit mobiliseren gebeurt altijd onder leiding van minimaal één zorgverlener, zodat de zorgvrager geobserveerd kan worden.

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Trombose
Bloedstolsel in bloedvat
Ontstaat in de diepe vene van het been. 
Ook wel DVT = diepe veneuze trombose genoemd

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de verschijnselen van een trombosebeen

Slide 10 - Open vraag

-De zorgvrager heeft pijn in de kuit en voetzool, vooral bij druk of bij overstrekking van de voet. Vaak geeft hij dit aan als je zijn been optilt om het te wassen.
-De kuit voelt vast aan en het been is dikker door oedeem.
-Het been voelt warm aan in vergelijking met het andere been.
-De huid is glanzend en blauwachtig verkleurd door een verlaagd zuurstofgehalte.
-De lichaamstemperatuur is licht verhoogd en de pols is versneld.
-De zorgvrager is onrustig en angstig.
Wat doe je als je twijfelt of iemand een trombosebeen heeft?
  • ALTIJD OP BED LATEN LIGGEN! (om te voorkomen dat de bloedprop losschiet bij beweging en naar de longen gaat (longembolie).
  • Arts eerst naar laten kijken.
  • Komt de arts niet en moet diegene toch uit bed, overleg met collega’s en wellicht het been zwachtelen en zo immobiel mogelijk houden.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Longembolie
Bij een longembolie is een van de vertakkingen van de longslagader verstopt. 

Meestal is een bloedprop (stolsel) de oorzaak van de verstopping

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een verschijnsel van een longembolie is
A
zorgvrager heeft een rood gelaat
B
zorgvrager heeft verlaagde hartslag
C
zorgvrager last van acute benauwdheid
D
zorgvrager voelt warm aan

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Complicaties ademhaling
Pneumonie = longontsteking
Wat is een longontsteking? 

Symptomen zijn o.a.:
- temperatuurverhoging
- hoesten, vaak ophoesten van geel/groen sputum
- pijn bij ademhalen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is aspiratiepneumonie?
A
ontstaat door verslikken van voedsel wat in de longen komt
B
ontstaat door onvoldoende doorademen
C
ontstaat door een steekwond in de longen
D
ontstaat bij mensen die een verse buikwond hebben

Slide 15 - Quizvraag

aspiratiepneumonie (=verslikpneumonie): een lichte longontsteking, doordat door verslikken een stukje voedsel/ sap in de longen komt. (Aspireren = verslikken). Komt voor als een zorgvrager zich gemakkelijk verslikt, vaak wanneer het slikreflex ontbreekt.

hypostatische pneumonie =
Longontsteking door onvoldoende doorademen
OOrzaak:
Tijdens rust is de ademhaling altijd oppervlakkiger. De onderste delen van de longen worden dan niet geventileerd (‘gelucht’). Omdat in die longdelen de lucht niet wordt ververst, krijgen micro-organismen de kans om uit te groeien en die veroorzaken longontsteking. Hypostatische pneumonie komt vooral veel voor bij bedlegerige ouderen en bij mensen die een verse buikoperatiewond hebben. De buikwond doet pijn bij diep doorademen.

Complicaties spieren en gewrichten
  • Spieratrofie = slinken van de spiermassa
  • Contracturen  = door rust wordt geatrofieerde spier korter. Hierbij dwingt de verkorte spier het gewricht in een bepaalde stand te gaan staan (= dwangstand van het gewricht).
    bijv. spitsvoet (= contractuur kuitspieren) 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je spieratrofie voorkomen?

Slide 17 - Open vraag

• Actieve en/of passieve lichaamsbeweging, te beginnen in bed.
• Wisselligging toepassen.
• Massages geven.
• De voedingstoestand verbeteren.

Hoe kun je spitsvoeten voorkomen?
A
steunkousen aan in bed
B
zwachtelen van de enkel
C
de voet op een kussentje in bed leggen
D
voetenplank aan voeteind in bed plaatsen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Complicaties uitscheiding
Wat betreft urineren:
Urineretentie: het onvermogen om de blaas volledig of gedeeltelijk te legen. Incontinentie: Als urineretentie te lang blijft bestaan, gaat de blaas ‘overlopen’ (overloopblaas)
Residu: De urine die na het plassen achterblijft dan in de blaas => kans op: 
urineretentie en blaasontsteking ontstaan.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je urineren bevorderen en steenvorming voorkomen?

Slide 20 - Open vraag

• Laat de kraan lopen.
• Doe warm water in de po.
• Geef de zorgvrager een andere houding in bed, laat hem bijvoorbeeld rechtop zitten.
• Laat de zorgvrager (meer) bewegen.
• Laat de zorgvrager minimaal twee liter vocht innemen (vochtbalans starten of bijhouden).
• Bij urineretentie en residu: pas blaaskatheterisatie toe in overleg met de arts. Een residu van 20 ml is toegestaan. Wanneer er vaker achter elkaar meer dan 100 ml residu is, wordt een verblijfskatheter of zelfs operatief ingrijpen overwogen.
• Stel de oorzaak van de incontinentie vast en start vervolgens de behandeling.

Wat is obstipatie?

Slide 21 - Woordweb

Andere woorden voor obstipatie zijn verstopping of constipatie. Wie last heeft van verstopping heeft moeite met ontlasting krijgen. Ieder mens heeft zijn eigen ontlastingspatroon. De een gaat drie keer per dag naar het toilet, de ander maar een paar keer per week.
Bij minder dan drie keer per week ontlasting heeft iemand last van verstopping. De ontlasting is dan vaak zo droog en hard dat deze slechts met hard persen naar buiten komt. 
Hoe kun je obstipatie zoveel mogelijk voorkomen?
Meerdere antwoorden mogelijk
A
Meer lichaamsbeweging
B
zorgen voor voldoende vochtopname
C
Het eten van meer vezelrijke voeding.
D
zorgvrager meer op de linkerzijde laten liggen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Complicaties huid
O.a. smetten (links) en decubitus (rechts)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Smetten
Een in de grote huidplooien gelokaliseerde, oppervlakkige huidaandoening welke zich kenmerkt door altijd roodheid (erytheem) aan beide zijden van de plooi. 

Grote huidplooien: de liezen, de oksels, de bilnaad, de buikplooi, plooien onder de borsten
Maar ook: in de nekplooien, in de navel en tussen de tenen

Slide 24 - Tekstslide

erytheem = roodheid van de huid agv vaatverwijding

Ander woord voor smetten
A
fissuur
B
maceratie
C
intertrigo
D
erosie

Slide 25 - Quizvraag

maceratie = verweking 
fissuren =scheurtjes / scherpe rode wondlijn, 
erosie =  Gedeeltelijk of volledig verlies van de opperhuid (epidermis)
Decubitus
Decubitus is een gelokaliseerde beschadiging van de huid en/of onderliggend weefsel, meestal ter hoogte van een botuitsteeksel, als gevolg van druk of druk in samenhang met schuifkracht.
Wordt ook wel doorligwond genoemd.

Bekijk de video vanaf 1.40 min

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indeling van decubitus
Decubitus wordt ingedeeld in categorie 1 t/m 4.
Lees de beschrijving per categorie in paragraaf 8.3 

Op de volgende dia's zie je van elke categorie een foto (hoop dat je net gegeten hebt...)

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

graad 1

Slide 29 - Tekstslide

categorie 1: niet-wegdrukbare roodheid bij intacte huid (meestal ter hoogte van een botuitsteeksel)

graad 2

Slide 30 - Tekstslide

categorie 2: verlies van een deel van de huidlaag of blaar
graad 3

Slide 31 - Tekstslide

categorie 3: verlies van een volledige huidlaag (vet zichtbaar)
graad 4

Slide 32 - Tekstslide

categorie 4: verlies van een volledige weefsellaag

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk dieet wordt er voorgeschreven bij een zorgvrager met decubituswonden
A
koolhydraat verrijkt dieet
B
caloriearm dieet
C
vet verrijkt dieet
D
Eiwitrijk dieet

Slide 36 - Quizvraag

Eiwitten: Eiwitten zijn van groot belang! Eiwitten zijn belangrijk voor de opbouw en groei van cellen (opbouwen van huidweefsel en spieren) Daarnaast lekken de eiwitten als het ware uit de wond. Bij voldoende eiwitten zal de wondgenezing van de decubituswond sneller gaan. Een cliënt met decubitus zou per dag ongeveer 3 eieren en 4 glazen melk éxtra mogen eten.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Complicaties psychosociaal functioneren
Als de zorgvrager langere tijd in een instelling verblijft, kan dit psychologisch en sociaal zeer belastend voor hem zijn. De prikkels die een zorgvrager dagelijks ontvangt uit zijn omgeving worden minder. Hij wordt afhankelijk van anderen en krijgt een ander besef van tijd en ruimte en van zijn eigen lichaam. Ook kan hij steeds minder actief worden en zich afhankelijk gaan opstellen

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hospitalisatie 
Zoek de antwoorden op onderstaande vragen op in Zorgpad, paragraaf 11
  1. Wat is de specifieke betekenis van de term hospitalisatie in de zorgverlening?
  2. Wat zijn hiervan de verschijnselen?
  3. Welke maatregelen kunnen hospitalisatie helpen voorkomen?

Slide 39 - Tekstslide

1. met hospitalisatie in de zorgverlening wordt gedoeld op het geheel van verschijnselen dat niet door een ziekteproces of door medicatie is ontstaan, maar door een verblijf in een instelling. Tegenwoordig wordt daar ook op de thuissituatie bedoeld.

2. Verschijnselen:
• geen actie ondernemen;
• lusteloos zijn;
• geen keuzes kunnen maken;
• geen beslissingen kunnen nemen;
• weinig of geen interesse voor anderen kunnen opbrengen;
• alleen over zichzelf praten;
• agerend gedrag vertonen tegen artsen en personeel;
• geen trek hebben in eten en drinken.

De zorgverlener die alert is op bovengenoemde verschijnselen kan veel doen om hospitalisatie te bestrijden of te voorkomen.

3. In de zorginstelling:
Achterhaal de oorzaken van de hospitalisatie: dit kan heimwee naar de eigen thuissituatie zijn of bezorgdheid om de partner of familieleden.
Overweeg vervroegd ontslag uit de instelling, mits de thuissituatie aan bepaalde voorwaarden voldoet. Dat wil zeggen als er veel hulp is vanuit de instelling en medewerking van de partner/familieleden en mantelzorgers.

In de thuissituatie:
Blijf de zorgvrager motiveren om ADL-handelingen te doen.
Neem de tijd voor een gesprek waarin je meer luistert dan praat: probeer signalen op te vangen.
Bespreek mogelijkheden ter afleiding en bied ze daarna aan.
Beloon en stimuleer kleine initiatieven, op welk gebied dan ook.
Blijf de zorgvrager stimuleren om te eten en drinken. Schakel zo nodig een diëtiste in.

Klaar?
Heb je alle dia's doorlopen ga dan naar:
Zorgpad, beroepsgerichte basis 4, verpleegkundige zorg, Hfd 10, verwerking.
Maak de opdrachten onder de eerste 3 bolletjes.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen bereikt?
  • Je kunt uitleggen welke bedrustcomplicaties er kunnen ontstaan bij langdurige inactiviteit .
  • Je kunt (het risico op) complicaties van de bedrust signaleren en beredeneren welke vervolgstappen genomen moeten worden.
  • De zorgvrager en naastbetrokkenen informeren over het risico op complicaties bij langdurige inactiviteit.
  • Je kunt actief rekening houden met de mogelijkheden, wensen en gewoonten van de zorgvrager.
  • Je kunt de zorgvrager en naastbetrokkenen op een overtuigende manier motiveren tot haalbare activiteiten.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deeltoets 4 in week 9

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En voor daarna, een...

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies